Hiernamaals


Yep, ik schrijf weer voor De Morgen. Eerlijk gezegd had ik niet verwacht dat mijn artikels er ooit nog zouden opduiken — en ik ben niet de enige. Maar kijk, ondertussen heb ik al drie reportages afgewerkt en begin ik het zelf stilaan te geloven. ’t Voelt verdomd goed om weer thuis te zijn.

Een oude foto van de vroegere directeurswoning van de Glasfabriek van Sas van Gent. Thans is het gebouw een ruïne waar het volgens sommigen spookt. Omdat de buren vooral last hebben van nachtlawaai van jongeren wordt het spookhuis gesloopt.

Hoewel ik van 2003 tot 2009 al eens voor De Morgen gewerkt heb, is mijn carrière als journalist eigenlijk pas echt begonnen toen ik eind 2009 reportages voor De Standaard begon te schrijven. Daarvoor had ik — raar maar waar — geen enkele ervaring met dat genre. Mijn verzonnen bijdragen voor jongerenbijlage MIX buiten beschouwing gelaten zijn er in zes jaar tijd allicht maar drie artikels van mij verschenen in De Morgen. Nu heb ik er in nauwelijks twee weken tijd al evenveel geschreven.

In mijn vorige krant — De Standaard dus — las ik vandaag onder de rubriek ‘Paranormaal erfgoed’ het volgende bericht: ‘Spookhuis gaat plat’. Het betreft hier het fameuze spookhuis in Sas van Gent. Een week geleden was ik er zelf nog voor een reportage, één keer ’s nachts en één keer overdag. Het verslag daarvan is vorige zaterdag in De Morgen verschenen. Omdat Jonas Lampens toen enkele fantastische foto’s genomen heeft en een pagina beperkt is in afmetingen, zag ik me genoodzaakt om duchtig te snoeien in mijn artikel. Gelukkig kan ik hier de oorspronkelijke versie kwijt.

Kort gezegd komt het verhaal hier op neer: twee mensen wonen naast de ruïne van een oude villa, op een bepaald moment zegt de een of andere spokenjager dat zich daar paranormale dingen voordoen, en voor je het weet komen er elk weekend jongeren kabaal maken. De buren vinden dat nachtlawaai niet prettig, en eisen op den duur dat de ruïne gesloopt wordt. Het spookt er niet eens, drukken ze mij op het hart. Ik geloof dat gerust, maar toch vraag ik twee sjarels met paranormale affiniteit of zij eventueel contact kunnen leggen met de entiteiten uit het hiernamaals. Dat kunnen ze. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat een sloop het probleem niet zal oplossen: “Die entiteiten zullen daar blijven.”

‘Als het hier echt zou spoken, was ik schatrijk’

‘Wij maken hier wat mee’, zuchten Jack en Ine Snelders. Het Nederlandse koppel woont naast een ruïne die bekendstaat als het spookhuis van Sas-van-Gent. Er is zoveel nachtelijk lawaai dat de twee niets liever wensen dan dat het gebouw zo snel mogelijk gesloopt wordt. Van paranormale verschijnselen hebben de omwonenden geen last. Wel van jongeren die er luidruchtig komen griezelen. Een hek hielp niet, dus gaat de eigenaar over tot de sloop.

De Poeldijkweg vormt de grens tussen het Oost-Vlaamse Assenede en het Zeeuws-Vlaamse Sas-van-Gent. Langs weerszijden van het smalle, onverlichte wegdek is de poldergrond even vettig. Midden in een maïsveld aan de Nederlands kant doemt een oude ruïne op. Het is oude directeurswoning van de nabijgelegen Glasfabriek. Zelfs in het duister is duidelijk dat de villa vijftig jaar verwaarlozing slecht verteerd heeft.

Het spookt er, zegt men. Volgens de legende werd een deserterende Duitser tijdens de Eerste Wereldoorlog geëlektrocuteerd op het terrein. In de Tweede Wereldoorlog zouden Canadese soldaten er met hun jeep op een mijn gereden zijn. De rusteloze zielen hebben een thuis gevonden in de ruïne.

Maar niet voor lang meer: aan de gebarsten gevel hangt een bord van sloopfirma Sagro uit het nabijgelegen Sluiskil. Nog even en dan gaat het spookhuis tegen de vlakte.

De ooit zo chique villa heeft geen dak meer. Boven de verbrokkelde muren zie je het wolkendek oplichten in onheilspellend oranje, met dank aan de industrie langs het Kanaal Gent-Terneuzen. In de meeste vertrekken is de vloer ingestort. Als je niet goed uitkijkt, glibber je in een smerig waterpoel vol puin. Door de lege raamkozijnen klinkt het spookachtige geroep van kievieten. Wie ervoor openstaat, kan zich hier gerust de daver op het lijf laten jagen.

Plots tast het licht van een zaklantaarn de verweerde gevel af. Het is buurman Jack Snelders (64). Hij en zijn vrouw Ine wonen al achttien jaar naast het spookhuis.

“Toen we hier kwamen wonen, was de villa nog redelijk intact. Maar gaandeweg is het gebouw beginnen te vervallen. En in 1996 kwam The Ghosthunter verklaren dat het een spookhuis was. Toen is alle ellende begonnen”, zucht Jack. ‘The Ghosthunter’ is de Nederlander Joost Knop, “exorcist van beroep”. Hij houdt een site bij met alle paranormale verschijnselen die hij heeft gadegeslagen.

“Maar ik heb hier nog nooit spoken gezien”, verklaart Jack stellig. “Vóór The Ghosthunter zijn openbaring deed, was hier niets aan de hand. Dat huis was gewoon de oude villa van de Glasfabriek. Sommige spokenjagers worden echt kwaad als ik hen vertel dat hier geen spoken zitten.”

Van Nederland sloeg de hype over naar België, en ondertussen komen ook Duitse spokenjagers er hun geluk beproeven. “Nu staan er op YouTube zelfs filmpjes over dat zogezegde spookhuis, en weet de hele wereld het”, verzucht Jack zich.

Het zijn niet de spokenjagers, maar dronken jongeren die Jack en Ine het leven zuur maken. “De spokenjagers maken over het algemeen geen lawaai. Het zijn de jongen die baldadigheden uithalen. De meiden zijn bang en beginnen maar wat te roepen. Onze pauw reageert daarop, waarna de meisjes nog méér begonnen te gillen. Dat is een rottigheid.”

Jack wijst op de matras die in de woonkamer ligt. “Wij slapen nu hier, want op zolder is het lawaai niet meer te harden”, verklaart hij. “De politie komt soms eens langs als we bellen, maar de helft van de tijd dagen ze niet eens op.”

Anderhalf jaar geleden was de maat vol voor Jack en Ine. In een brief vroegen ze de eigenaar, de Belg Luc Christiaen, om maatregelen te nemen. “Eerst probeerde die het probleem op te lossen door een hek te plaatsen, maar dat werd telkens weer gesloopt. Op den duur werd de eigenaar er zelf radeloos van, dus besliste hij uiteindelijk maar om het hele huis te laten slopen”, vertelt Jack.

Ondertussen beslisten Jack en Ine om hun huis te verkopen. “Het is ons gewoon te veel geworden met dat lawaai”, geeft Jack toe. “Maar we geraken ons huis gewoon niet kwijt. Nu, als de ruïne gesloopt wordt, is de kans wel groot dat we hier blijven.”

Dan moet die sloop wel dringend beginnen. De heemkundige kring van Sas-van-Gent begon een petitie tegen de afbraak, waardoor het spookhuis heel wat media-aandacht geniet. “Door de ophef die nu ontstaan is, vrees ik dat we het alleen maar kwader zullen krijgen”, zegt Ine. Jack knikt. “Hoe meer bekendheid, hoe meer jongelui. Vanmiddag zijn hier niet minder dan acht auto’s gestopt om naar de villa te kijken. Als het hier nu eens écht zou spoken, was ik schatrijk”, grijnst Jack.

Spookt het er nu of niet? We vroegen twee heren met paranormale affiniteit om – overdag – een oordeel te vellen. Eén van hen, Joris Rasemont, is de kleurrijke klokkenluider van het Gentse Belfort. Zijn moeder heeft hem ingewijd in het sjamanisme.

We spreken af bij Joris’ kameraad Ronald Vermeulen, een Gentse dichter die enkele jaren geleden verkaste naar Sas-van-Gent. In zijn woonkamer staat een boekenkast vol titels die tot de verbeelding spreken: Experimenten met magie, Handboek van de handleeskunde, Wichelroede en pendel in ieders bereik. “Dat is mijn occulte bibliotheek”, zegt Ronald trots. Verder liggen er tarotkaarten en de onvermijdelijke kristallen bol.

De twee hebben het spookhuis nog nooit bezocht, zelfs al woont Ronald vlakbij. “Op mijn eentje waag ik me daar niet aan. Ik heb geen zin om het noodlot uit te dagen”, blaast de dichter. Enkele maanden geleden, toen er van de sloop nog geen sprake was, vatten Joris en Ronald wel het plan op om het terrein over te kopen en de ruïne om te bouwen tot een kunstencentrum. Maar voor ze hun fondsen tezamen kregen, kwam het bericht dat het verwaarloosde bouwsel tegen de vlakte gaat. Vandaar dat ze uitkijken naar een eerste en laatste bezoek.

Zijn ze niet zenuwachtig? “Neen, wij kunnen die spoken aan”, zegt Joris zelfverzekerd. “Maar we moeten wel opletten dat we geen ‘entiteiten’ meenemen.”

Als we aankomen bij de ruïne, aarzelt Ronald niet lang om het gebouw binnen te stappen. Op de overblijfselen van nachtelijke feestjes aan de ingang – lege flessen wodka en breezer – lijkt hij niet te letten. Zijn oog valt meteen op een trap die nergens naar leidt. Volgens Jack en Ine is die nog gebouwd door de vader van de huidige eigenaar – waarom is niet duidelijk. “Het is net een altaar”, vermoedt Ronald. “Het zou me niet verwonderen dat er hier nog zwarte missen zijn opgedragen.”

Joris zet pas vele minuten later zijn eerste stappen in de ruïne. Eerst heeft hij een hoop speciale ringen op zijn vingers gestoken, achttien (!) in totaal. “Om mij te beschermen”, verklaart hij. De twee doorzoeken de ruïne. Vlak bij het ‘altaar’ houden Joris en Ronald opeens halt. “Voel je dat ook?”, vraagt Joris. Ronald knikt. “Een beklemmend gevoel aan mijn hart”, beaamt hij met een grimas. Enkele meters verder komt hun tikker weer tot rust. “We hebben het alletwee gevoeld. Dat gebeurt niet vaak”, vertelt Ronald met grote ogen.

“Hier zijn dingen gebeurd die niet zuiver zijn”, weet Joris. “Er hangt een enorm verdriet in dit gebouw”, vult Ronald aan. “Hier is een entiteit aanwezig.”

Als ze even later weer naar buiten stappen, zijn ze opgelucht. “De beklemming is weg”, zeggen de twee. De twee occultisten werpen een laatste blik op het gebouw. Ze zijn tevreden dat ze er nog eens binnen geweest zijn, maar blijven achter met een gevoel van spijt. “Dit is een heiligdom. Zeer jammer dat ze het zullen slopen”, treurt Joris. “Dat zal geen geluk brengen. Ik zou niet graag de aannemer zijn die hiervoor verantwoordelijk is. Maar de entiteiten zullen hier blijven.”

Zouden ze hier zelf willen wonen als het gebouw eventueel gerestaureerd werd? Ronald twijfelt, Joris zou dat wel zien zitten. “Maar dan moet er eerst iets gedaan worden aan de entiteiten die hier rondhangen. Die zijn niet goed voor het hart.”

Iets zegt ons dat de buren het daar grondig mee eens zijn.

4 comments

  1. wat jammer dat de omwonenden zo’n last hebben van die herrie. Er staat dan wel eens op zo’n hek met een blauw bordje met witte letters verboden toegang wetsartikel 461. Wie dat overtreedt krijgt vervolging van justitie en politie en moet een boete betalen. Dan wordt er een proces verbaal opgemaakt door polietie. Of ze moeten dat slopen of opknappen of verbouwen zoals men zei er een kunstcentrum van te willen maken. Het ziet er onheilspellend uit. Hebben die jongeren in de nabijgelegen omgeving geen jeugdhonk om naar toe te gaan?

  2. het is en blijft lastig die overlast. Kunnen ine en jack, geen stoppen in hun oren doen? Die zijn in de muziekwinkel te krijgen om gehoorschade bij grote stadionconcerten te voorkomen. Die kosten niet znveel. Kurkwanden, muren isoleren? Ik doe altijd van die stoppen in de oren. Ik woon boven een café. En het weekend is het wat luidruchtig en door die oorstoppen in de oren te doen.slaap ik overal doorheen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s