Voor het eerst, geloof ik, heb ik een lezing gegeven. Dat gebeurde op vraag van Schamper, het Gentse studentenblad dat een studiedag over journalistiek organiseerde. De vriendelijke hoofdredactrice, Lise Eelbode, vroeg mij het een en ander te komen vertellen over eindredactie. Omdat er over eindredactie inderdaad het een en ander te vertellen valt, heb ik ja gezegd. Toen ik aan mijn toespraak begon, vroeg ik eerst hoeveel mensen de ambitie hadden om eindredacteur te worden. Een dozijn studenten stak zijn hand op. ‘We zullen eens zien hoeveel dat er nog zullen zijn als ik klaar ben met mijn lezing’, beloofde ik.
“Eindredactie is een noodzaak, het is een plezante job en het is een hel.
“Laat me misschien eerst uitleggen waarom het een plezante job is – vóór iedereen deze mooi galmende zaal uit stormt. Eindredacteur spelen is een creatieve bezigheid. De meeste mensen beseffen dat niet eens. Als je zegt dat je eindredacteur bent, reageren de ze: ‘Ah, dus dat is dan teksten nalezen?’ Ja, natúúrlijk is dat teksten nalezen, maar het is veel meer dan dat. Het is goede titels bedenken, rake quotes selecteren en wervende foto-onderschriften schrijven. Daarbij ben je beperkt in de tijd en in de ruimte.
“Een titel moet kort en bondig zijn, maar moet toch zeggen wat er in het artikel staat op een manier die de lezer nieuwsgierig maakt. In enkele woorden moet je een heel artikel samenvatten, en geloof mij: zeker bij een krant krijg je geen twee uur tijd om op een titel te sjieken. Veeleer twee minuten.
Die tijdsdruk maakt eindredactie aanlokkelijk. No way dat je om negen uur ’s avonds denkt: pfff, nog anderhalf uur en dan kan ik naar huis. Neen, om negen uur ’s avonds beginnen je cheffen al hoogst zenuwachtig rond te lopen. Op een redactie worden alle afgewerkte pagina’s uitgeprint en aan een muur gehangen. Als er tegen negen uur nog maar enkele pagina’s aan de muur hangen, gaan de poppen aan het dansen:
“Pieter, de twáááááálf?!”
Bijna, ze komt eraan!
“Vicky, waar blijft de zes?! De zes! Allez, jongens, wat is dat nu?! Pagina zes!”
Ligt bij de lay-out!
“Tim, de financiële, hoe zit het verdomme met de financiële pagina’s?!”
Weet ik veel. Vraag het aan Maarten. Ik heb die pagina’s niet. [en dan voeg je daar mompelend aan toe:] Onnozelaar…
“Soit, elke avond is het een drukte van je welste op de eindredactie. Dolle pret. En telkens als je die dagelijkse heroïsche strijd tegen de deadline weer overleefd hebt, ben je opgelucht. Oef, ’t is weer gelukt. Zeker als je en passant enkele goede titels hebt bedacht en enkele mindere stukken volledig hebt kunnen herschrijven. Daar haal je als eindredacteur voldoening uit. Echt waar.
“Maar goed, eindredactie is niet uitgevonden om enkele taalkundige puristen een bezigheid te geven. Het is een noodzaak.
“Ten eerste moeten artikels correct zijn, zowel op inhoudelijk vlak als op taalvlak. Dat blijft de eerste taak van een krant: correcte informatie aanbieden in een correcte taal. Als mensen gruwelen van het aantal dt-fouten in een krant, zouden ze eens moeten weten hoeveel er zouden blijven staan zónder eindredactie. En ja, het is de verantwoordelijkheid van de journalist om zijn informatie te checken en geen leugens te verkopen, maar de meeste journalisten moeten tegenwoordig zoveel stukken schrijven dat ze niet meer kunnen garanderen dat hun artikels kloppen. De eindredactie moet het dan maar in hun plaats garanderen, vindt de hoofdredactie. Zij moet data, namen en andere cijfers gaan controleren.
“Ten tweede: werkdruk of niet, een stevig aantal journalisten kan niet schrijven. Het zijn zeer degelijke nieuwsjagers of ze hebben echt een talent voor interviews, maar dat wil niet zeggen dat ze één vlotte zin uit hun pen kunnen persen of dat ze ook maar enig benul hebben van hoe een degelijk artikel gestructureerd wordt. Dat betekent dat de eindredacteur mag beginnen te herschrijven. Dan moet hij een hoopje houtzaagsel omtoveren tot een robuuste plank. O wee als je dan zelf één foutje maakt, want dan staat er de volgende dag een ziedende reporter aan je bureau te briesen dat de eindredactie er geen kloten van kan en dat ze godverdomme met haar poten van zijn teksten moet blijven. ’t Is toch waar, zeker?!
[en dan mompel je weer:] Ja, ja, ’t is waar, sorry, leer eerst eens schrijven.
“Een derde taak voor de eindredactie: inkorten. Daar verliest een eindredacteur nog het meest tijd van al mee. Artikels worden namelijk niet op maat geschreven: meestal zijn ze te lang. En als een artikel toch op maat geschreven is, dan beslist de chef nieuws dat het naar een andere pagina moet, en moet het alsnog ingekort worden. Maar dan vliegt het wéér naar een andere pagina, en mag je het nogmaals gaan verlengen, maar niet tot zijn oorspronkelijke lengte, want dat zou te gemakkelijk zijn. Zo blijf je de hele dag bezig.
“Nu, de drie voorgaande taken – inkorten, herschrijven, controleren – moet iedere eindredacteur kunnen. Punt. Je taalgevoel moet beter zijn dan dat van een gemiddelde journalist, je moet je vragen over de inhoud stellen die veel journalisten zich niet meer kunnen stellen en je moet beter dan de doorsneejournalist weten hoe een goed artikel opgebouwd is: eerst het nieuws, dan de achtergrond en de details. Maar het ware talent van een eindredacteur zit ‘m tegenwoordig in zijn gevoel voor presentatie: hoe verkoop je een artikel aan de lezer?
“Kijk, jullie zijn studenten, dus jullie hebben tijd. Maar ik geloof er geen fluit van dat er hier ook maar iemand is die elke dag de héle krant leest. Niemand doet dat nog tegenwoordig, zelfs jullie niet. We scannen door een krant. Af en toe valt ons oog op een artikeltje dat onze aandacht trekt, we beginnen te lezen en als het ons na tien zinnen al niet meer boeit, slaan we de pagina om. Onze tijd is een kostbaar goed, we gaan die niet verspillen aan tekstjes waarvan we bijkans in slaap vallen.
“Maar er gewoon voor zorgen dat een artikel goed geschreven is, is niet voldoende. De aandacht moet wel degelijk getrokken worden. Dat gebeurt vooral door quotes, tussentitels, foto-onderschriften, titels en inleidingen. Mijn favorieten zijn foto-onderschriften, die in vele kranten en tijdschriften overigens verwaarloosd worden. Al te vaak staat er gewoon een naam onder een portretfoto. Of neem nu een artikel over – ik zeg maar iets – de varkenspest. Daarbij staat een foto van een boerderij waar enige besmette varkens zijn aangetroffen. Meestal lees je dan: ‘De boerderij in Landskouter waar vijf besmette varkens aangetroffen werden.’ Dat is nu eens dodelijk maar werkelijk dódelijk saai – tenzij misschien voor de drie mensen die in Landskouter wonen.
“Ga in de tekst kijken en veel kans dat je een onderschrift kunt maken in de trant van:
Op de boerderij van Sjarel De Keteleire werden vijf besmette varkens aangetroffen. ‘Dju toch, hoe is ’t mogelijk?’, zucht de agrariër uit Landskouter. ‘Mijn zwijntjes, mijn levenswerk, alles om zeep door de varkenspest. Wat heeft het leven mij nu nog te bieden?’
“Toegegeven, dat is geen klein beetje emotioneel, maar als dat in een tekst zit, gebruik het dan in je foto-onderschrift, want dan is de kans groter dat het bijbehorende artikel gelezen zal worden. Af en toe mag er zelfs humor in een onderschrift zitten. Ik heb daar geen problemen mee. Ooit heb ik in De Morgen eens onder een foto van een scorende voetballer geplaatst: ‘Serhat Akin schoot er bijlange niet naast.’ Dat is zo in de krant verschenen. Natuurlijk was dat volstrekt onnozel, maar de toenmalige chef sport sprak er vijf jaar later nog over.
“Ook tussentitels zijn zeer belangrijk. Vele journalisten denken dat tussentitels dienen om hun tekst op te delen in hoofdstukjes. Dat is belachelijke onzin. Zo wordt een krant niet gelezen. Net als quotes en foto’s hebben tussentiteltjes maar één functie: de aandacht trekken van de lezer. Die slaat zijn krant open, en begint niet gewoon alle artikels van begin tot einde te lezen. Neen, die laat zijn oog over de pagina gaan en stopt als hij iets interessants tegenkomt. Vaak zijn dat foto-onderschriften en quotes. Maar tussentitels werken ook.
“Als mensen een leuk tussentiteltje zien, beginnen ze de tekst eronder te lezen, op zoek naar het bewuste begrip. Als je genoeg goede tussentitels hebt, lezen mensen mogelijk de volledige tekst, vaak zelfs in een volgorde die helemaal anders is dan die van het artikel zelf.
“Een voorbeeld. Als je een artikel hebt over de financieringswet gebruik dan geen tussentitels als ‘Interregionale solidariteit’, ‘Berekening geldstromen’ of ‘Personenbelasting’. Niemand gaat dat stuk lezen, behalve de eindredacteur dan. Neen, let goed op of er geen leuke woorden in de tekst staan. Bij een artikel over de financieringswet kan ik me goed voorstellen dat de volgende termen zullen voorkomen: ‘onevenwichtig’, ‘prutswerk’, ‘bricolage’, ‘failliet’, ‘lege schatkist’ en ‘rampscenario’. ’t Zijn die termen die je moet hebben.
“Is dat sensationeel? Ik noem dat functioneel: je maakt de lezer nieuwsgierig om een artikel te lezen. Als je zo’n onderwerp aantrekkelijk kunt aanprijzen, kun je met een gerust gemoed naar huis.
“Al wil ik dat geruste gemoed sterk nuanceren. Een eindredacteur heeft dat niet. Dit is de grootste hel van het beroep eindredacteur: hij is de eindverantwoordelijke en als er fouten in de krant staan, is het zijn schuld. De manier waarop eindredacteurs op hun fouten – of ze die nu hebben laten staan of ze zelf gemaakt hebben – worden aangesproken, is niet van dien aard dat hun zelfvertrouwen erop vooruitgaat.
“Als je als eindredacteur ’s morgens bij het ontbijt de krant leest, sla je op den duur automatisch de pagina’s over die jij de avond tevoren onder handen genomen hebt. Stel dat je nog een fout ziet staan, dan is je humeur meteen om zeep, nog voor je weer op het werk verschenen bent. Eindredacteurs zijn immers hoogst pedante perfectionisten. Fouten die ze niet meer kunnen rechtzetten, zijn een absolute gruwel. Veel eindredacteurs denken daarom: ‘Ik zal het wel horen op het werk als er iets niet goed was.’
“Als er klachten zijn, zijn er drie manieren om daarmee om te gaan:
- erkennen dat je een idioot bent die beter schoolmeester was gebleven,
- je zelfvertrouwen inruilen voor een extreem perfectionisme,
- of je schouders ophalen en zeggen: ‘Shit happens.’
“Dat laatste klinkt het stoerst, maar het is volgens mij de enige manier om overeind te blijven als je eenmaal op de eindredactie beland bent. Het is daar namelijk een uitzichtloze zooi. Je verbetert teksten van mensen van wie je vaak vindt dat ze slechter schrijven dan jou. Als jij je werk goed gedaan hebt, krijgt de journalist een pluim. Als je een steek hebt laten vallen, komen de klachten op jouw nek terecht. Eindredactie is stank voor dank: je kunt alleen maar verkeerd doen.
“Zeker De Morgen geeft zijn eindredacteurs niet de kans om zichzelf te tonen, om zelf artikels te schrijven, wat bij De Standaard overigens anders is. De hoofdredactie van De Morgen – en ik hoop dat dat met de komst van Wouter Verschelden verandert – heeft er vaak geen besef van wat de talenten van de eindredacteurs zijn. Een chef nieuws zei enkele jaren geleden verbaasd: ‘Tiens, ik dacht dat de eindredactie een bende Neanderthalers was. Maar jullie kúnnen iets.’ Op dat moment vond ik het zeer spijtig dat ik inderdaad geen Neanderthaler was met een vuistbijl in de hand.
“Doordat van eindredacteurs enkel wordt verwacht dat ze gehoorzaam artikels nalezen, krijgen velen het gevoel dat ze in een doodlopend straatje beland zijn. Hun carrière is nog niet goed en wel begonnen, of ze lijkt al gefnuikt. Want hoewel de eindredacteur een grote verantwoordelijkheid draagt, worden meestal jonge, onervaren mensen aangeworven, zeer vaak beginnende journalisten die eigenlijk vooral willen schrijven. Ze zijn blij dat ze een vast contract aangeboden krijgen en er wordt hen beloofd dat ze over een jaar of twee wel zelf zullen mogen schrijven. Yeah right. Drie jaar later weet niemand nog iets van die belofte en zit je nog altijd op die vermaledijde eindredactie.
“In die drie jaar heb je jezelf niet kunnen bewijzen met artikels en aangezien je naam nergens vermeld werd, weten ook andere kranten of magazines niet dat je kunt schrijven. Ga dan maar eens bewijzen dat je al jaren zinvolle journalistieke arbeid geleverd hebt. Niemand ziet welke ingrepen jij hebt doorgevoerd om van een mank stuk tekst een vlot lopend artikel te maken. Je bent achter de schermen verdwenen en het is zeer moeilijk om weer op de voorgrond te geraken. Je kunt jezelf wel wijsmaken dat je dag geslaagd is omdat je een goede kop bedacht hebt of omdat je een leuke quote vond. Of dat het weer spannend was met al dat werk en die strikte deadline.
“Maar eerlijk gezegd: na enkele jaren schud je koppen en quotes uit je mouw alsof het niets is. Het wordt routine. Zelfs die deadline betekent almaar minder en minder. Op den duur begin je je toch te vervelen. Je koopt een minifrigo, stelt hem onder je bureau en steekt hem vol bier met nagisting op de fles. Terwijl de deadline nadert en al je collega’s doen alsof ze druk in de weer zijn, geniet je van een dosis gerstenat. Als je dan toch in de vergeetput zit, kun je het evengoed gezellig maken, niet? Zolang je pagina’s maar op tijd klaar zijn, en dan kun je naar huis. Dat is uiteraard geen ideale werkattitude.
“Ik kan maar niet begrijpen waarom hoofdredacties jonge mensen op de eindredactie blijven droppen. Als ze journalistiek talent hebben, dan kun je dat talent beter benutten door ze goede artikels te laten schrijven. Maar blijkbaar vinden de gezagvoerders talent niet belangrijk, en eindredactie evenmin, want anders zouden ze er meer aandacht aan besteden. Positieve aandacht. Op zijn minst zou er een visie mogen bestaan op wat eindredactie is en hoe het georganiseerd moet worden.
“Het hele systeem zorgt overigens voor dat ex-eindredacteurs weinig respect hebben voor hun vorige job. Als je van de eindredactie naar de ‘echte’ journalistiek geraakt – dat gebeurt soms –, ben je weer zo’n journalist die eindredactie ziet als opstapje naar zijn ware doel. Of anders gezegd: eindredactie blijft toch altijd dat trapje lager.
“Ikzelf ben van mening dat een eindredacteur net een zeker gezag moet hebben. Een eindredacteur is bij voorkeur iemand die al een ruime ervaring heeft als schrijvende journalist. Pas dan heb je het gewicht om een collega met enige vriendelijke neerbuigendheid op de vingers te tikken en droogweg te zeggen dat hij zijn stuk geschreven heeft met de achterkant van een vork.
“In Nederland hebben ze dat al zeer lang door. Bij vele kranten bestaat er niet echt een eindredactie. Het zijn veeleer de chefs die de artikels nalezen en samen met de lay-out de pagina’s in elkaar flansen. Ik vind dat een uitstekend systeem. Zo’n chef heeft de ervaring en het gezag om artikels en pagina’s overhoop te gooien. Een journalist met een ego maar zonder talent moet niet tegen zo’n chef beginnen te zeiken als die zijn stuk verknipt heeft. En vaak hebben iets oudere mensen de maturiteit om eigen fouten onder ogen te zien als er toch iets mis is gelopen.
“In Vlaanderen is het anders. Daar krijg je als onervaren broekventje bijvoorbeeld een artikel van een journalistiek boegbeeld voorgeschoteld dat in zeven haasten geschreven is en dat nog vol kromme zinnen en dt-fouten staat. De deadline is al bijna gepasseerd en ondertussen staat de chef nieuws achter je te roepen dat die pagina nú naar de drukkerij gestuurd moet worden. Nú! Nú! Nú! Als er de volgende dag klachten zijn, zullen ze vooral op jouw bureau liggen. Jij hebt je werk niet grondig genoeg gedaan en het was dan nog eens te traag ook! Zelfs al was de tekst grammaticaal perfect, dan nog kun je op je kop krijgen omdat je die ene pseudogeniale woordspeling van de auteur hebt veranderd in iets alledaagser dat dichter bij het Algemeen Nederlands ligt.
“Op den duur zeg je foert, koop je eindelijk die minifrigo en begin je hardop met je bazen te lachen. Dat getuigt van enige mentale weerbaarheid, maar veel opportuniteiten op een verdere carrière bij de krant waarvoor je werkt, schept dat niet. Maar je kunt je tenminste troosten met de gedachte dat jíj betaald wordt om de gazet te lezen. Dat is ook al iets.
“Ik dank u voor uw aandacht.”
Dat was het. De bedoeling was dat ik drie kwartier zou spreken, maar ik geloof dat ik maar aan een halfuur geraakt ben. Stom, eigenlijk, want ik had ’t nog kunnen hebben over de werkuren (elke dag van halfdrie tot halfelf), de collegialiteit onder eindredacteurs (gedeeld fatalisme is jolig fatalisme) en het feit dat een goede eindredacteur altijd een goede journalist zal zijn, en dat omgekeerd zeker niet hetzelfde geldt. Overigens had ik eerlijkheidshalve ook iets mogen zeggen over mijn eigen wantrouwen jegens eindredacteurs die mijn teksten moeten nalezen.
Soit, al het bovenstaande geldt eigenlijk enkel voor krantenredacties, en meer bepaald De Morgen. Als reactie op die lezing ontving ik een tweet van Annelies Vaneechoutte, eindredactrice bij Klasse, die een en ander wou nuanceren:
Wel eenzijdig beeld van eindredactie. Sommige bladen zien eindr als coordator, als soort hoofdred over onderdeel. Bijonstoch.
Dat is dus meer het Nederlandse systeem, zoals het volgens mij hoort. Ik ben blij dat er ook in Vlaanderen eindredacteurs zijn die geen (of minder) redenen hebben om hun werk te haten. Want laat ons eerlijk zijn: het is en blijft een plezante job. Alleen maken de omstandigheden het soms een afstompende hel.
Ik vrees wel dat ik enkele enthousiastelingen hun illusies en ambities heb ontnomen. Toen ik na afloop van mijn voordracht vroeg wie er nu nog van plan was eindredacteur te worden, gingen er maar nul handen meer omhoog.
Om een beeld te geven van hoe een eindredacteur imo zou moeten werken: Gus uit The Wire seizoen 5. Heeft altijd een verrassende invalshoek in het achterhoofd, zet mensen op weg, inspireert, gooit pagina’s om, ziet het hele plaatje en heeft gezag. Misschien kan je met zo’n filmpje dat laatste kwartier nog opvullen in het vervolg 😉
Zo’n eindredacteur zou veel vaker in beeld kunnen komen vóór een tekst gemaakt wordt. Zijn ervaring, inzichten, achterhoofdideeën kunnen iemand op weg zetten naar veel betere, evenwichtigere, meer gedragen tekst.
Zo’n eindredacteur zou ik dus beslist willen worden (al heb ik The Wire nog niet gezien). Da’s toch al iets plezanter dan afvalbak spelen op een krant.
Zag al enkele beelden uit The Wire voor m’n ogen flitsen terwijl ik je post aan het lezen was.
Je was zeker een goed eindredacteur.Het bewijs: je bent een goed journalist.
Zo plastisch beschreven lijkt het of ik zelf op de redactie zit, voel letterlijk de stress…
Geweldig stuk Tim, grappig en een hart onder de riem, hoera!
Merci!
Mijn stagetijd op de eindredactie van Corelio komt helemaal terug… Zucht. Fantastische job maar inderdaad a hell of a regime.