Nog slechts één nacht Gentse Feesten te gaan. Lees het verslag van de voorlaatste ochtend om in de sfeer te geraken. Zet een muziekje op en drink een Irish Coffee. Oefen enkele oneliners voor de spiegel. En schrik niet als u mij straks tegenkomt vóór vier uur.

Sympathiek vind ik het niet dat het begint te regenen op het moment dat ik buiten kom. Ik zet de kraag van mijn jeansvest recht en begeef me richting centrum. De bui heeft me niet thuis kunnen houden en druipt terneergeslagen af.
Spioneren
Op de Vlasmarkt is er merkelijk minder volk dan anders, al staan er meer mensen die ik ken. Dat is typisch voor een zondagnacht.
Er loopt een sfeerbeheerder rond in burger. Ik herken hem en staar hem achterdochtig aan. Komt hij geniepig spioneren?
“Neen, hoor, ik heb een dag verlof”, glimlacht de man. “Vannacht verziek ik de sfeer, maar morgen kom ik de crowd weer managen.”
Onder de knoet

De massa wil niet gemanaged worden, de massa heeft entertainment nodig. “Dit zijn brood en spelen”, ziet de Antwerpse Gentenaar Swa Van Damme.
“De stad Gent noemt de Vlasmarkt een gecontroleerde uitlaatklep”, weet ik. “Zelfs als je hier staat te zuipen voor het vaderland stap je mee in een schema van de overheid om het volk onder de knoet te houden.”
Swa haalt zijn schouders op. Hij vindt het allemaal best in de stad die hem geadopteerd heeft.
Zelfverzekerdheid
Ook een andere ingeweken Gentenaar voelt zich opperbest. Yves Marquillie verloor enkele dagen geleden zijn dreadlocks op Batakamp en heeft zich dat nog niet beklaagd. “Meteen daarna heb ik de wildste nacht van mijn leven meegemaakt”, grijnst de boomlange West-Vlaming. Ik vraag niet naar de details.
Zijn het dan allemaal vrolijke sjarels, daar op de ochtendlijke Vlasmarkt? Heus niet. David Bratzlavsky is zelfs somber. “Ik ben nu al drie dagen aan het feesten, maar mijn zelfverzekerdheid gaat er niet op vooruit”, vertelt David me.
“Ik ken het fenomeen. Je raakt op den duur ontrafeld. Alsof je hele persoonlijkheid uit elkaar zal vallen zodra men er nog maar één draadje uit trekt”, zeg ik.
“Zo is het. In theorie ben ik nog een mens, maar eigenlijk blijft er weinig van me over.”
“Dat heeft ook te maken met de vermoeidheid. Het is zelfs vooral door slaapgebrek dat we wegdrijven van de persoon die we zijn.”
“Dat klopt. Je hebt echt geen drugs nodig om jezelf te verliezen.”
“Als je jezelf wilt terugvinden, moet je lang genoeg slapen”, geef ik David mee als goede raad.
Slechte deal

Terwijl David een sanitair ommetje maakt, neem ik een foto van Gert Boel. “Nu heb ik een stukje van je ziel gepikt”, deel ik mee.
“Mag ik dan een slokje van je bier pikken?”, vraagt Gert.
“Dat mag je.”
Gert neemt een slok van m’n pintje. Het smaakt hem. “Maar toch is dit eigenlijk een slechte deal. Ik ben wel mijn ziel kwijt.”
“Maak je geen zorgen: je ziel is niet weg. Ik bewaar haar slechts.”
“Dat is geen geruststelling”, beseft Gert maar al te goed.
Deemoedig
Gert wendt zich af om zijn verdere lot te overdenken, zodat ikzelf even met Bert Cambier kan babbelen. Die heeft echter geen tijd voor een gesprek.
“Ik ga een beetje wandelen op zoek naar frisse lucht”, zucht Bert. “In Gent is de lucht op.”
“Ik hoop dat je bedoelt ‘op de Vlasmarkt’, want anders zul je nog een heel eind moeten wandelen eer je weer wat lucht vindt”, corrigeer ik.
Bert aanvaardt deemoedig dat ik gelijk heb, en verdwijnt van het toneel. Ondertussen zie ik hoe een dronken feestvierder zijn jas besmeurt met plezante koffie.
“De Irish coffee zit deze heer als gegoten”, noteer ik in mijn boekje. Van sommige oneliners ben ik ’s ochtends best tevreden.
Verspilling

Ik geraak aan de praat met Philippe, een Russische ober die ondertussen al zeer vlot meekan in het Nederlands. Philippe ergert zich aan de vele urinoirs op straat.
“Maar je kunt toch niet verwachten dat mensen het leuk vinden dat er elke dag tegen hun gevel gepist wordt?”, werp ik op.
“Neen, maar nu verdwijnt de urine in de riool. Dat is verspilling.”
“Waarom?”
“Het zou beter zijn dat mensen tegen een boom of een struik plassen. In urine zit er informatie en planten kunnen die analyseren. Zo geeft de mens een stuk van zichzelf door aan de natuur.”
“Dat is interessant. En wat geeft de natuur terug?”
“In de natuur wordt er altijd veel gegeven. Kijk naar eekhoorns. Die verzamelen maar noten en noten, en de helft vinden ze in de winter niet meer terug. Dat is goed voor het bos.”
“Je zou ook kunnen zeggen dat eekhoorns 50 procent belasting betalen om in het bos te mogen wonen.”
Philippe is het daar niet volledig mee eens. Als de dieren belast worden, dan is het door de mens. “Alle dieren werken voor de mens”, zegt hij. “We moeten dieren daarom respecteren. Maar het enige wat dieren van de mens krijgen, is pijn.”
Dikke zever

“Mensen doen elkaar ook pijn”, stel ik enkele minuten later vast terwijl er een gevecht uitbreekt aan café L’enfant terrible. De flikken komen snel tussenbeide om de gemoederen te bedaren.
“Ze zouden de duels van vroeger weer moeten invoeren”, oppert Philippe. “Dat was een veel beter systeem. Tweehonderd jaar geleden was er veel minder misdaad doordat alle grote conflicten opgelost werden met een duel.”
“Dat is dikke zever, Philippe. Misschien dat 10 procent van de bevolking toen meedeed aan stijlvolle duels, de rest lag in de modder te worstelen en te sterven.”
“Neen, dat is niet waar. In de tijd van duels was alles beter. Zo vermeed je gevechten tussen mensen.”
“Tussen mensen die aan de top van de maatschappij stonden, misschien. Maar verder werd er ook toen al aardig wat gevochten door de boerse klassen.”
Philippe wijst naar de dronkelappen die op het terras zitten. “Wil je zeggen dat die mensen hier ook allemaal boers zijn?”
“Wie zichzelf niet kan beheersen en voor het minste op de vuist gaat, mag gerust boers genoemd worden. Er is maar één duel dat de mens moet aangaan, en dat is het duel met zichzelf. Slechts degenen die die confrontatie overleven, mogen zichzelf burger van de maatschappij noemen.”
Philippe hoort allang niet meer wat ik allemaal aan het zeggen ben. Daarvoor zal ik hem niet op het aangezicht slaan. Ik ben een burger van de maatschappij. Gedurende vele nachten op de Gentse Feesten heb ik het duel met mezelf gewonnen. Dat zal ik altijd blijven doen.






