Het is allemaal niet gemakkelijk in ’t leven. ’s Nachts is er geen sprake van dat er na regen zonneschijn komt. De Heer wikt en weegt, heeft van elk Zijn getal nodig en mompelt: “Het speelt al geen rol in cowboyfilms, als ze maar een hoed op hebben.” En ondertussen sluipt de elfdaagse van de Vlasmarkt stilaan naar z’n einde. Gelukkig lijdt mijn kater nog altijd aan vergevorderde procrastinatie en wil ik wel nog eens zien dat uitstel niet tot afstel hoeft te leiden.
Tegenwoordig maakt het zelfs niet meer uit wat en hoeveel ik drink: bij het wakker worden, zelfs na één uur slaap, voel ik me altijd toppie. Met dank aan de lichamelijke constitutie die ik via m’n genen mocht overerven. Het enige waar ik me soms een beetje zorgen over maak als ik op pad ben, is dat mijn fototoestel door de regen zal kortsluiten, met een permanent defect tot gevolg. Maar juist omdat ik dat apparaat altijd met me meezeul, laat ik m’n regenscherm thuis: een mens moet toch minstens één hand vrij houden om z’n drankje vast te grijpen. Plus daarbij: een paraplu zou niet passen bij mijn zorgvuldig geboetseerde imago van nonchalante woesteling. Laat anderen maar voor mobiel onderdak zorgen.

Gisterenochtend was de regen zelfs een goed excuus om de beschutting van de koer van de Charlatan nog eens op te zoeken. De toegangsprijs bedroeg 5 euro, wat beslist geen democratisch prijsje is. Doch, pak dat de betreffende oase van rust voor iedereen toegankelijk was, zou zij haar charme kwijtspelen. Op de koer van de Charlatan heb je tenminste de luxe om van je drankje te drinken zonder dat er voortdurend lompe boeren tegen je lopen. Als je een pintje vast hebt, is het nog geen ramp als de helft op de straatstenen kletst, maar een white russian prefereer ik ongestoord te nuttigen, niet tussen een kolkende massa.


Er lopen wel nogal wat snobs rond. Zo was er een Brusselaar die het plezant vond om eens in Gent te zijn, maar die uiteindelijk toch blij was dat hij in “de enige echte stad van België” woonde. Brussel een stad? In een gebied dat met moeite een voetbalveld groot is, loopt het vol geïmporteerde Vlamingen die zich maar blijven beroemen op hun grootstedelijke mentaliteit en hun landelijke roots voortdurend afbranden. En zodra je vijftig meter van de Dansaertstraat verwijderd bent, zie je bijna niet anders dan plattelandsvolk dat vanuit de hele wereld naar de Europese hoofdstad overgevlogen is. Gemakkelijk kiesvee voor de goddeloze socialisten van de PS.
Brussel zou met zijn 70.000 studenten (bron: Vlaamse overheid) het Belgische en Vlaamse epicentrum van open-mindedness kunnen zijn. Van die 70.000 zijn er slechts 23.000 die ingeschreven zijn bij een Nederlandstalige instelling. Aan de Universiteit Gent alleen al zijn er daarentegen 32.000 studenten ingeschreven (bron: UGent). Tel daar de hogeschoolstudenten bij en je komt aan bijna 60.000 studenten.
Het meest zichtbare gevolg van het Gentse succes is dat die duizenden studenten het straatbeeld verpesten, veel meer dan dat in Brussel het geval is, maar nog niet zo erg als in Leuven bijvoorbeeld, dat nu eenmaal écht een klein stadje is. Het tweede gevolg is dat er verhoudingsgewijs veel meer gestudeerd volk in Gent blijft hangen, wat voor een voortdurende input van hoogopgeleid menselijk kapitaal zorgt. Zoiets gebeurt ook in Leuven, na Gent de grootste studentenstad van Vlaanderen, maar daar is nu eenmaal veel minder ruimte om alle afgestudeerden te huisvesten.
Door het hoge aantal West-Vlamingen die na hun studies in Gent blijven hangen, wordt de Fiere Stede spottend weleens de hoofdstad van West-Vlaanderen genoemd. Die spot is bij Gent aan het verkeerde adres. Het is de officiële West-Vlaamse hoofdstad Brugge die met de gebakken peren zit. Er is reeds vele jaren een heuse brain-drain aan de gang van West-Vlaanderen naar Gent en doordat Brugge niet eens een universiteit heeft, kan het nauwelijks academisch talent lokken. Zo herwint Gent zijn status van hoofdplaats van de beide Vlaanders, samengevoegd nog altijd het enige Vlaanderen dat ooit écht bestaan heeft.
En reken maar van yes dat de kinders van al die Westfluutse Gentenaars van de lagere school zullen terugkeren met een rollende ‘r’ en dat zij ‘wadde?’ in plaats van ‘wuk?’ zullen zeggen. Gent is immers groot genoeg, de Gentse identiteit sterk en tegelijk sympathiek genoeg om al dat vreemde bloed op te slorpen. Waarom anders spreken bijvoorbeeld onze Turken zo’n schoon Gents? In de eerste plaats zijn het zelfs de Turkse inwijkelingen die het Platgents in leven houden.
Ook het Brussels Gewest – qua inwoneraantal tegenwoordig vier keer groter dan Gent – is in principe groot genoeg om de instroom van nieuw volk op te vangen. Helaas is de Brusselse identiteit en het bijbehorende Brusselse dialect zogoed als versmoord. In de eerste plaats is de decennialange verfransing daar de oorzaak van. Daarbovenop worden er de laatste jaren steeds meer politici vanuit Wallonië gedropt om de burgemeestersjerp van een van de negentien Brusselse gemeentes te omgorden. Het betreft dan vooral PS-politici die voor een paar stemmen meer om het even wie uit om het even welk land in hun gemeente willen inschrijven. Dat de samenleving – het samen-leven – daardoor helemaal ontwricht geraakt, zal hen worst wezen.
Dat is geen volksverlakkerij meer, dat is volksverraad.
“Jamaar, jamaar, door de vele nationaliteiten die in Brussel rondlopen, is de Belgische hoofdstad een van de meest kosmopolitische van de hele wereld”, hoor je Vlamingen die zich in Brussel hebben gevestigd vaak opwerpen. Mijn kloten. Door de ongebreidelde en ongecontroleerde instroom van vele nationaliteiten is er geen overkoepelende Brusselse identiteit meer. Wat je in de plaats hebt, is een incoherente veelheid aan dorpse tradities die toevallig allemaal samen in één stedelijk gewest te vinden zijn. Die dorpse tradities zwakken niet af, integendeel, en blijven de ideale voedingsbodem voor een machocultuur die haaks staat op de kosmopolitische droom van de enkele Vlamingen die ter hoogte van de Dansaertstraat samenhokken in gated community’s.
In Gent vinden we dorpse tradities die komen overwaaien uit gebieden die het humanisme als het werk van de duivel zien niet wijs. Iedereen is hier welkom, maar hou het alsjeblief beschaafd en à l’aise. Een Gentenaar is een open en verdraagzame gastheer en verwacht van zijn gasten dat zij daar respect voor hebben zonder er misbruik van te maken. Een beetje wederzijds inlevingsvermogen lost vele conflicten prematuur op, terwijl wij van agressie collectief het vliegend schijt krijgen. Of dacht u dat Gent de veiligste stad van België is omdat onze flikken de meest repressieve zijn? Bahneengij. Met vallen en opstaan proberen wij onze nieuwbakken stadsgenoten gewoon elke dag het goede voorbeeld te tonen.
M’n maat Matthias, zelf een Gentenaar van Oostendse komaf, verwoordde het vrijdagochtend, daar op de koer van de Charlatan met een white russian in de hand, treffend: “Een moslimfundamentalist zal snel merken dat zijn bom weinig toekomst heeft in Gent. Als hij medestanders wil werven, zal hij terug naar Brussel moeten.” Matthias zal het niet beseft hebben toen hij het zei, maar bijvoorbeeld Abdelkader Belliraj woonde in de Gentse randgemeente Evergem, werd vaak gespot in het door-en-door Gentse koffiehuis Mokabon in de Donkersteeg maar pendelde voor zijn ‘werk’ naar Brussel.

Diezelfde Matthias had nog wel meer briljants in petto. Zij belde hij op een gegeven moment naar zijn advocaat om ogenblikkelijk een nieuw merk te laten patenteren: Ricardistar! De advocaat, die nog in zijn nest lag, deed wat lastig en begreep niet waarom hij zo’n haast moest maken. “Man, we hebben het hier wel over een mengeling van Bacardi en Ricard, zorgvuldig uitgeschonken in de Kinky Star”, fluisterde Matthias schichtig in de telefoon. De juridisch adviseur bleek echter niet te overtuigen, uit balorigheid bestelden Matthias en ik elk een Ricardistar en toen we door de barlieden aangekeken werden als de grootste debielen van de hele Vlasmarkt, verlieten we gestoord de reeds bejubelde koer.
“Er zit daar toch geen wijs volk meer”, bracht ik aan.
“Wat een schaamtelijke bedoening”, mompelde Matthias.
“Hier zullen we onze conclusies uit moeten trekken.”
“Tim,” sprak Matthias plechtig, “de conclusie is: sommige mensen verkiezen zat zijn tussen wreed veel volk boven wreed zat zijn tussen nul volk.”
“Kom, we zijn hier weg.”

Toen we terug tussen het volk stonden, was het wel gedaan met de white russians en de Ricardistars. Voortaan was het al bier uit blik wat de klok sloeg. Eerst afkomstig uit de nachtwinkel, vervolgens naar goede gewoonte uit de dagbladwinkel. Omdat het openingsuur van de ene niet naadloos aansluit op het sluitingsuur van de andere, brachten we ook nog een bezoek aan de frigo van de belegdebroodjesmarchand. Die houdt er immers zeer specifieke openingstijden op na, waarvoor wij hem dankbaar zijn, en klaagt niet als zijn klanten enkel ‘gekoelde dranken’ meenemen.

Het zijn feitelijk de leukste momenten van de Gentse Feesten: alle dranktenten zijn toe, de dj’s hebben hun platen reeds lang opgeborgen, de zon brengt hulde aan haar stralende zelf en het volk van de Vlasmarkt blijft gewoon staan, al is het een beetje dunner gezaaid dan ’s nachts.




Maar tegen een uur of tien heb je het echt wel gezien. Ik had op den duur niet meer de indruk dat er nog veel mensen overbleven met wie ik op serene wijze de misbakken migratiepolitiek van het Belgenland kon bespreken. Het was met andere woorden tijd om mijn schup af te kuisen en de lange tocht huiswaarts aan te vatten. Gelukkig woon ik nog altijd in Gent en hoefde ik als zatlap geen pak rammel van een bende kosmopolitische dorpsgekken te vrezen.


Hey Tim, voorzichtig met je oordeel over Brussel en Brusselse Vlamingen. De Vlamingen in Brussel leven overal, ook in Anderlecht, Molenbeek, Sint-Gillis of Schaarbeek (zoals ik) en ik steiger als je spreekt over gated communities en de Dansaert, daarmee wauwel je gewoon na wat de meesten denken in Vlaanderen over Brussel. Je mag er ‘fier’ op zijn dat de Gentse identiteit zo sterk is en dat je het zo sterk voelt, hoewel je het nergens definiëert. Da’s niet toevallig want de Brusselse, Belgische of Vlaamse identiteit zou ook heel moeilijk te definiëren zijn.
Als je in de juiste café’s en gelegenheden zou komen in Brussel, zou je trouwens het echt dialect nog wel eens horen, maar misschien kom je zelf alleen in de Dansaertstraat terecht. En Brussel laat zich nu eenmaal moeilijk kennen: dan komen de vooroordelen al snel naar boven.
Wat je over de PS-politici zegt die hier komen wonen om stemmen te winnen, is nog zo’n vooroordeel-geval. Ik ken overigens maar ééntje zoals jij ze opnoemt: Laurette Onkelinckx. Die bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen vrij overtuigend werd verslagen door de huidige burgemeester Clerfayt (MR-FDF). Mocht je iets van Brussel kennen, zou je dat misschien weten. Ik ben echt niet van plan om aan een ‘welke-stad-is-het-coolst, Brussel-of-Gent?’-discussie à la ‘wie-is-het-sterkst-de-Hulk-of-Superman?’ mee te doen, want daar kun je nooit iets definitiefs uit halen. Maar als je over Brussel spreekt, verwacht ik dat het met kennis van zaken is.
In de feiten heb je natuurlijk volkomen gelijk.
Maar gun het twee zatte Gentenaars om bij het ochtendgloren tijdens hún Feesten een beetje te stoefen over de stede waar zij zo fier op zijn.
Tuurlijk. Ik kom trouwens graag naar de ‘stede’ Gent.