Vroeger eindigde iedere ochtend van de Gentse Feesten zonovergoten. Elke morgenstond was er één van warme euforie. Vanochtend konden we eindelijk weer van dat roemrijke verleden proeven. Dat deden we met ongeziene gulzigheid.
Terwijl Karel reflecteert over het triestige lot van de mensheid heet de charmante Vos de lezer welkom op de Vlasmarkt.
“I can’t wait to sleep!”, kirt een Amerikaanse fietster tegen haar vriendinnen wanneer ik voor de negende keer mijn huis verlaat. Slapen? Stom kind, de nacht moet nog beginnen.
Het is amper twee uur. Wat opvalt als je al zo vroeg op pad bent, is het aantal heteroseksuele koppels dat voorbeeldig huiswaarts keert. Drie uur later en je ziet praktisch alleen groepjes jonge mannen de straten afschuimen als wellustige hiveminds, gedistribueerde organismes gedreven door de meest primaire en basale impulsen, zonder de redelijkheid van het nuchtere individu. Ja, vrouwen zíjn een probaat middel tegen mannelijke idiotie, zelfs als ze te bezopen zijn om nog op hun benen te staan, want dan moeten wij zorg dragen voor het hulpeloze, maar verderfelijke schepsel dat schuilgaat in ieder vrouwmens.
“Hi, wodka?”, vraagt een dame zwaaiend met een fles groenachtig spul. Ik sla het aanbod vriendelijk af, want ik moet gefocust blijven. Er rust een belangrijke taak op mijn schouders. Vanavond zal ik in mijn hoedanigheid van kortharige hippie enkele honderden vlaspoppen uitkieperen over de massa. Nationale feestdag betekent nog altijd Vlaspoppenworp, een oude traditie die nieuw leven werd ingeblazen door Edmond Cocquyt jr.
David, Tony en een andere man met een naam beelden uit wat het woord ‘Pantera’ met hen doet.
Wanneer je helemaal bovenaan op de dj-toren van de Vlasmarkt staat, hoor je pas hoe verschrikkelijk luid de massa is. Haar kabaal overstemt welhaast de muziek en dan zijn we nog niet eens begonnen te gooien.
De dj zet zijn set stop, Edmond geeft zijn jaarlijkse speech over hippies en alternatievelingen, en het plein verandert in een golvende mensenzee. Je voelt de spanning in je lijf. In twee minuten tijd is de Vlaspoppenworp afgelopen, maar achteraf blijft de adrenaline nazinderen. Dat is verdorie nog eens iets anders dan eenzaam en alleen op een klavier zitten tokkelen.
Ik verdrink de kick op de koer van de Charlatan. Buiten is er té veel volk. Dat is de reden waarom ik normaal gezien pas om vijf uur op de Vlasmarkt arriveer: laat de massa zichzelf schiften, zodat ik de dageraad in alle rust kan zien aanbreken. Pas wanneer het ochtendschemer voorzichtig begint op te rukken, zoek ik het feestende plein weer op. Het is er nog altijd onwezenlijk druk.
Renzo Van Rijckegem staat ’s ochtends zijn sexappeal op te schroeven. Vrouwen kunnen nauwelijks nog hun kleren aan houden.
Hoofdpersonage Karel kan zich niet herinneren dat hij de nacht tevoren fantastische oneliners heeft gelanceerd als “Het leven is de voorstudie van de dood” en “Get used to the nothingness”. “Heb ik dat werkelijk gezegd?”, vraagt hij met een diepe frons. “Soms spreek ik in tongen. I’m just a vessel, you know.”
“Gaan we onder de bol staan?”, vraagt een passerende toerist aan zijn vrienden. Ja, doe dat, daar heb je een fantastisch zicht en iedere toeristische gids geeft de paar vierkante meters onder de discobol van de Vlasmarkt drie sterren. Een toplocatie met gepaste accommodatie.
“Het staat hier vol wannabes”, zucht Bart, een personage dat dit jaar pas voor het eerst op de voorgrond treedt.
“Hoe herken je die?”, vraag ik beleefd.
“Mensen met te veel praatjes, met een mening over alles”, rolt Bart een beetje geërgerd met de ogen.
Ook de vast terugkerende personages Bram en Fauve voelen zich niet op hun gemak. “Er zijn te veel toeristen. Fakers”, stelt Bram. “We hebben de nacht uitgezeten, maar nu zijn we door.”
Steve, de ontwerper van mijn logo, blijft voor zijn doen relatief rustig. “Ik heb socialisten nodig om agressief te worden”, vertrouwt hij me toe.
Onversaagd is een man te diep in het glas gedoken. Zijn gelaat draagt de sporen van zijn grenzeloze overgave.
Hoofdrolspeler Vos komt lichtjes verdwaasd uit de massa opdoemen. “Ongelooflijk”, schudt hij het hoofd. “Hier aan de Kinky Star staan we echt wel aan de juiste kant van de Vlasmarkt. Aan de andere kant zijn ze zot. Ze graaien in uw zakken en ze springen op u. Het zijn beesten.”
“Dit het einde van de kinderboerderij,” komt ene Ben me vertellen, “nu begint de zoo. De gedomesticeerde varkens worden wilde beesten.”
“Zijt ge zelf een wild beest of veeleer een varken?”
“Euh.”
“Ge doet maar wat?”
“Ja”, knikt Ben, opgelucht dat ik hem niet langer op de rooster leg met te moeilijke vragen voor dit moment van de dag.
Ook Thomas, die zijn eerste stappen zet als personage en nog een beetje zoekt naar de juiste toon, levert graag een bijdrage. “Typisch aan de Gentse Feesten”, zegt hij, “is dat koppels boel maken. Vaak wil de ene al naar huis terwijl de andere nog wil blijven. Voor hen zijn de Feesten quite a stretch. De Gentse Feesten doen… – oei, ik heb telefoon, het is toch niet mijn vrouw, ah, neen, gelukkig, een maat – …komt neer op de flexibiliteit van uw relatie checken.”
Ruben en Nima verlaten onder luid gejoel en geproest de Vlasmarkt. Waar zij zullen aanspoelen, weten ze nog niet, maar de goot is beslist een veilige gok.
Vos is nog altijd niet goed van zijn confrontatie met de ander kant van de Vlasmarkt. “In een straal van 20 meter ronde de Bar des Amis loopt het vol crapuul. Het zijn conservatieve lui met een mottige zonnebril van J&B. Ik verzet me tegen hun aanwezigheid op de Vlasmarkt. Mijn wantrouwen tegenover hen is zeer groot.”
“Ge voelt u geen deel van hun wereld?”
“Elk groepsgevoel is mij vreemd. Ik ben hier als individu.”
Nima, een hoofdpersonage dat geliefd is bij vele lezers, doet zijn beklag over raciale vooroordelen op de Vlasmarkt. “Vanavond ben ik getuige én slachtoffer geweest van racisme”, zegt hij ontdaan. “Op een bepaald moment passeerden er mij twee meisjes. ‘Pas op, er lopen hier veel Marokkanen rond’, zei de ene terwijl ze naar mij keek. Het valt mij op als ik zelf niet drink. Nu kan ik me voorstellen hoe het voelt om vrouw te zijn op de Gentse Feesten. Autochtone mannen weten niet hoe lastig het hier is voor ons. Zoals ze vrouwen in hun poep nijpen, zo voelen ze aan mijn besneden eiken.”
‘Gaan we lekken?!’, probeert Nima andermaal. Dit keer is het enthousiasme bijzonder groot, maar ongelukkiger wijze staat Bart in de weg.
Toch hebben ook autochtonen mannen het niet altijd onder de markt. “Ik ben daarnet nogal hard afgewezen”, vertrouwt Bert, een vriendelijk personage dat dit jaar wegens agendaproblemen geen grotere rol kon opnemen, me toe. “Ik stond met een meisje te praten en na een kwartier zei ze: ‘Ik ga naar huis, maar niet met u.’ Dat komt aan.”
“A uterus to say ‘you’ to”, citeert Nima uit zijn eigen absurde oeuvre. Wegens de combinatie van de klanken ‘you’ en ‘to’ wordt Bert er niet echt vrolijk van, maar hij kan zich tenminste troosten met de gedachte dat hij zich ook zonder vrouw niet heeft overgegeven aan idiotie en crapuleus conservatisme. Plus daarbij: de zon schijnt.
Deze diashow vereist JavaScript.
Vlak voor zonsopgang doen wrede monsters, kwelduivels en amateurdemonen een laatste poging om de Vlasmarkt over te nemen.
Terwijl Karel reflecteert over het triestige lot van de mensheid heet de charmante Vos de lezer welkom op de Vlasmarkt.
Snel enkele lichteffecten nu de ochtend nog zachtjes schemert. Zodra de zon volledig doorgebroken is, lijken rook en spotlights opeens ontzettend potsierlijk.
Een stuurloze roeiboot begint te crowdsurfen over de Vlasmarkt. Welke zeemannen zullen dit spookschip temmen?
Met een witte bloem gaat Femke andermans negativisme en ochtendlijke neerslachtigheid te lijf.
Terwijl alle feestvierders op elkaar gepakt staan, heeft Vos genoeg plek om comfortabel een sigaret te roken. Ademruimte dwing je af.
De ochtend accentueert de wanhoop in de ogen van de vrije roker. Zijn rechten, vrijheden en privileges staan op het spel.
Gijs brengt z’n vinger zo dichtbij dat je er met een venijnig speldje in zou kunnen prikken.
David, Tony en een andere man met een naam beelden uit wat het woord ‘Pantera’ met hen doet.
Een man met een naam en David geven uiting aan hun grimmige vreugde.
Koning David probeert zijn frêle hart te verbergen achter een obsceen handgebaar dat helemaal in Irish coffee gedrenkt is.
Een ongeval dwingt een feestvierder om z’n gezicht te verbergen achter een indrukwekkend, doch vrolijk masker.
Renzo Van Rijckegem staat ’s ochtends zijn sexappeal op te schroeven. Vrouwen kunnen nauwelijks nog hun kleren aan houden.
Andermaal is Anne-Marie overdressed voor de Vlasmarkt. Haar lichtend voorbeeld van luxueuze eenvoud geeft alle anderen het nakijken.
Vóór je naar de Vlasmarkt vertrekt, kan het geen kwaad je haar in piekjes te stileren teneinde het vrouwelijke geslacht helemaal wild van verlangen te maken.
Matthias is een scherpzinnige, flamboyante academicus. ‘Maar met een petje van de New York Yankees op m’n kop voel ik me minder verheven boven de massa.’
Twee vrouwen verzusteren. Met hun kleurrijke zonnebrillen onderscheiden ze zich van de gemene delers op de Vlasmarkt.
Een enthousiaste moeder moet haar verlegen dochter bijkans dwingen om op de foto te staan, maar eenmaal overtuigd laat ze zich volledig gaan.
James heeft na een nacht Vlasmarkt geen stem meer. ‘Kijk maar, ze is helemaal weg’, schreeuwt zijn wanhopende gelaat.
De keizer van de Vlasmarkt keurt ’s ochtends zijn legioen en besluit dat er nog meer drank, vrouwen, sigaretten en beats nodig zijn voor de manschappen.
Een man uit de West-Vlaamse Highlands laat zich opmerken in traditionele klederdracht. Eindelijk is het warm genoeg voor blote benen.
Twee mannen met een naam lachen de ochtend toe. ‘Met een hand voor mijn wezen, zal ik de dageraad minder vrezen.’
Het beeld waar we verdomme acht nachten op moeten wachten hebben: openluchtdisco onder een blauwe hemel, met de kerk in het midden.
Onversaagd is een man te diep in het glas gedoken. Zijn gelaat draagt de sporen van zijn grenzeloze overgave.
Een juffrouw draagt een fluffy T-shirt. Het ding is donzig en is van een kleur waar mannen geen naam voor weten te bedenken.
Adrien vraagt om een foto van zijn ogen te nemen opdat hij kan oordelen of het al tijd is om z’n zonnebril op te zetten. Het is tijd, oordeelt hij zonder weifelen.
Met twee Duvels in de hand kan Joël zijn feestvreugde niet op. ‘Hier is niemand, overal zijn er mensen!’, juicht hij.
Een koppel staat vol overgave te genieten van de zon op de Vlasmarkt. Hun liefde wordt aangepookt door de warme stralen. Zeemzoete tralala vervolmaakt dit onderschrift.
Overmand door euforie gooit een langharige Highlander zich op de grond om tot het een of ander baardig opperwezen te bidden.
De langharige James ontkent ten stelligste dat hij een bloedverwant is van de euforische Highlander.
Een vergelijkende studie toont aan dat het gemakkelijker lachen is wanneer je tanden hebt.
James aanroept het opperwezen. ‘O, God, ik ben skittelam, maar niet skittelammer dan de anderen. Waarom werpt Gij Uw licht dan niet op mij?!’
Bart zwaait Tine rond op een manier waar zijn rug later spijt van zal hebben. Dan zal hij, enigszins voorspelbaar, moeten concluderen: ‘Ik had dat niet moeten doen.’
Twee rafters verlaten onder luid gejoel en geproest de Vlasmarkt. Waar zij zullen aanspoelen, weten ze nog niet, maar de goot is beslist een veilige gok.
Vanuit het schimmenrijk komt er opeens een negentiende-eeuwse fietser aangereden. Onze stomme verbazing brengt hem niet uit zijn evenwicht.
Als Pers perst deze ex-Iraniër zoals alleen de Perzen kunnen persen. De internationale druk die hij zichzelf oplegt, is hoog, zowel in Perzisch als Medisch opzicht.
Alweer een nieuwe feestvierder sjeest ervandoor, gillend de dieperik tegemoet.
Dobberend op rustig water bekomen twee mannen van de woelige Vlasmarkt. Voor hen even geen stroomversnellingen meer.
Krijsend van de consecutieve kicks stort Gaétan zich op alweer een nieuwe dag. Zoveel roekeloze levensvreugde moet ooit eens op de klippen eindigen.
Met een vrolijk levenslied verbroederen het bruine en het blanke ras zich bij Sint-Jacobs. Toeschouwers krijgen spontaan zin in fusionkeuken.
De nacht heeft Renzo onverbiddelijk op de waarheid gewezen: ‘Ik ben een Power Ranger!’
Wanneer een erudiete ex-Kortrijkzaan aan het woord komt, staan de autochtone feestvierders schaapachtig te glimlachen, vernederd op hun bloedeigen bodem.
Andermaal voelt Bart de aandrang om Tine op te tillen. Zoveel vrouwelijkheid in zijn handen doet rare dingen met z’n gelaat.
‘Doth thy mother know thou wearest her Grapes of Wrath?’, vraagt de ene man aan de andere.
Daar het niet geregend heeft, is liggend bellen een mogelijkheid die het dagelijkse leven zoveel comfortabeler maakt.
Een opvoedkundige zet z’n kortste beentje voor om het volk te bejegenen met courtoisie.
Adrien showt het smakelijke ontbijt dat hij straks zal verorberen. ‘De beste koffiekoeken zien die waar er tien olifanten op hebben gezeten.’
‘Gaan we lekken?!’, schreeuwt een gezant van de liefde Vos in het oor. Die wijst het aanzoek af met een charmante inclinatie van het hoofd.
‘Gaan we lekken?!’, probeert een gezant van de liefde. Dit keer is het enthousiasme bijzonder groot, maar ongelukkiger wijze staat iemand in de weg.
Als volleerd ceremoniemeester sluit Vos de feestelijkheden af. ‘We hebben gelachen, gezongen, gedanst en gedaan alsof en morgen doen we het nog eens allemaal opnieuw!’, wenst hij het volk slaapwel.