Na vijf nachten Gentse Feesten ben je kapot, zelfs als je niet elke dag op de Vlasmarkt staat. Maar we moeten erdoor. We moeten onze demonen verdrinken en de grenzen van ons mens-zijn opzoeken. Ooit volgt er wel een catharsis. Ondertussen stapelt de waanzin zich op.
Ja, ik ben een parasiet. Hoeveel keer moet ik dat nu nog zeggen? Op uw meest onbewaakte momenten pik ik stukjes uit uw leven en voeder ze aan de massa in een omkadering die de mijne is. Zo wordt uw verhaal verspreid en raakt mijn naam bekend.
Te bekend.
Vorig jaar was ik nog incognito. Ach, daar is die ontslagen eindredacteur van De Morgen, wisten sommigen. Die jongen heeft niets beters te doen en plaatst uit armoe verslagjes over de Gentse Feesten op zijn website. Om hem een plezier te doen zullen we eens poseren voor de foto. Hij verdient daar toch niets mee, en wie leest die stomme blog anyway?
Geruisloos
Een jaar later. Mensen hebben mijn kop gezien in De Standaard. Vele feestvierders zijn – ik weet niet hoe – verzeild geraakt op mijn blog. Als ik op de Vlasmarkt mijn notitieboekje bovenhaal en mensen vragen mijn naam, dan moet ik maar “Tim” antwoorden en de ‘F.’ en al de rest rollen er vanzelf uit.
Dat is goed voor mijn ego, maar slecht voor mijn job. Zo kan ik niet werken. Ik moet me geruisloos onder de mensen kunnen begeven.

Toch sta ik boven het volk. Ik kijk erop neer. Reikhalzend proberen ze een glimp van me op te vangen. Ze wuiven om m’n aandacht te trekken: ‘Hier ben ik, zie mij staan.’
Sardonisch
De eerste vlaspop verdwijnt naar beneden. De massa begint te kolken. De jaarlijkse Vlaspoppenworp, telkens op de nationale feestdag van het Belgische rijk, zorgt voor meer animo dan het militaire defilé in Brussel. Samen met enkele andere bebaarde en/of besnorde Gentenaars sta ik helemaal bovenaan op de dj-toren van de Vlasmarkt popjes naar beneden te gooien. In enkele van die gevlochten vogelverschrikkers zit 20 euro verborgen.
Dit is wijs. Niet meer zo indrukwekkend als mijn allereerste keer, vijf jaar geleden, toen er een pak meer volk was, maar nog altijd spannend genoeg om even te vergeten dat ik slechts twee uur in mijn bed gelegen heb. Ik geniet van het woedende gehuil als iemand naast een popje grijpt. Ik kan niet anders dan sardonisch grijnzen als ik erin slaag om een popje netjes op een elektriciteitskabel te gooien, zodat het onbereikbaar boven de massa blijft hangen.
Gammel laddertje

In mum van tijd zit de Vlaspoppenworp er weer op. Zoals de traditie het wil, tonen wij ten afscheid ons bloot gat aan het publiek, dat net als ons weer een jaar moet wachten op vijf minuten adrenaline. Het afkicken kan beginnen.
Via een gammel laddertje klauter ik naar beneden. Ik kom terecht op de verdieping waar de dj’s zelf staan en waar de vips rondhangen. Er geldt een zeer strikte dresscode: zonder snor geraak je er niet in. Zelfs de dames krijgen een stevige knevel op hun bovenlip geplakt.
Normale zatlappen
De schuld voor dat alles staat achter de draaitafels: Freddy De Vadder, het besnorde alter ego van komiek Bart Vanneste. Dit moet zijn avond worden. Ik hoop dat Bart zich amuseert, maar zelf zit ik me te vervelen in de vip-ruimte. Er is geen drank en iedereen is te druk bezig met aanwezig te zijn.
M’n maat Dieter Claus wil ook naar boven, maar ik krijg hem niet voorbij de stugge buitenwippers en sowieso wil ik weer tussen de normale zatlappen staan. Beneden is het goed, daar valt menselijke grondstof te ontginnen. Dieter verbijt zijn teleurstelling en houdt het hoofd recht. Een pintje zal hem troosten.
Ontgoocheling

Terwijl Claus een bekertje troost haalt, ontmoet ik voor het eerst een feestvierder die een popje met geld erin heeft opgevangen. Benjamin Van Synghel is opgetogen. “Ik heb nu 20 euro”, rekent hij uit. “Ik ben hier heel tevreden mee. Het geld zal mij helpen om mijn familie uit de armoede te halen.” Ik ben blij voor hem. Toch iemand die ik een beetje geluk heb toegeworpen.
Twee van mijn vaste personages, Matthias en Marieke, hadden geen geluk. “En we hebben nog zo naar u staan zwaaien!”, verwijt Marieke me.
“Sorry, ik heb jullie echt niet zien staan”, verontschuldig ik me. Ik wil de ontgoocheling in de ogen van Matthias en Marieke vastleggen, maar het wordt mij duidelijk gemaakt dat dat geen goed idee is. We moeten het eerst over een andere foto hebben, één waarop Matthias staat met een blik die net iets te wazig is.
“Als je die foto van mijn blog verwijderd wilt zien, kan dat op simpel verzoek”, leg ik uit.
“Ja, awel, haal die foto er dan maar van”, zegt Matthias zonder te twijfelen.
“Geen probleem. Je had dat zelfs al veel eerder kenbaar kunnen maken, bijvoorbeeld per sms of e-mail.”
Marieke merkt op dat mijn keuze van foto’s misschien toch iets selectiever mag zijn. Ik neem aan dat ze bedoelt dat ik mensen soms te weinig in hun waarde laat.
Hernieuwde journalistieke zeden

“De journalist moet zijn grenzen leren kennen”, doceert Matthias. “Het kan niet de bedoeling zijn dat er op de Gentse Feesten een Gestapo rondloopt die alles vastlegt wat schaamtelijk is. Overigens moet de journalist erop toezien dat hij ook zichzelf wat belachelijk maakt. De mogelijkheid bestaat immers dat ook journalisten schaamtelijk zijn. Misschien staan journalisten wel aan hun fluit te trekken terwijl hun lief aan het slapen is.”
“Mag ik dat allemaal zo noteren en in mijn verslag zetten?”
“Ja, doe dat maar. Zeker dat stukje van die fluit.”
Autoriteit
Claus arriveert met bier. Er wordt geklonken op hernieuwde journalistieke zeden, en op Claus’ eerste bezoek aan de Feesten dit jaar. Een ander personage van me, Bart T., komt erbij staan.
“Voel jij je de volgende dag nooit slecht van de drank?”, vraagt Bart.
“Neen, natuurlijk niet. Anders zou ik het hier geen tien dagen op rij volhouden”, antwoord ik naar waarheid.
“Kun je er dan gewoon zo goed tegen of doseer je?”
“Beide. De Feesten overleven is een kwestie van genetica en opvoeding.”

Het debat over nature versus nurture barst in alle hevigheid los. Als oudste onder ons heeft Claus de grootste autoriteit en hij legt uit hoe de vork aan de steel zit. “Welnu, dienaangaande is het onderzoek naar identieke tweelingen bijzonder interessant”, vertelt Claus. “In een documentaire die ik laatst zag, kwamen twee broers voor die van elkaar gescheiden leefden. De ene zat hele dagen vruchten en yoghurt te eten in Nieuw-Zeeland, de andere dronk en rookte zich te pletter in Engeland. Die laatste kreeg een hartaanval.”
“Aha, logisch”, onderbreekt Matthias.
“Hola, wacht, ik ben nog niet uitgesproken”, zegt Claus zwaaiend met z’n benige vinger. “De andere helft van de tweeling heeft zich toen ook laten onderzoeken en jawel: die mens had precies dezelfde hartafwijking als zijn broer. Ze hebben hem onmiddellijk geopereerd.”
“De moraal van het verhaal is dus: het doet er niet toe of we nu hier staan te roken en te zuipen, want hoe we sterven, is toch genetisch bepaald”, vat ik samen.
“Inderdaad! Het maakt allemaal geen zak uit. En daarvoor loof ik de Heer”, besluit Claus de discussie opgewekt.
Simpele waarheid

Op een barkruk ontmoet ik een ober van een café waar ik graag kom. Het is een man van zijn eigen waarde, en hij verwijt me dat ik een bloedzuiger ben. “Jij staat hier maar te noteren wat mensen zeggen, dingen die je zelf niet zou kunnen bedenken”, legt hij uit. “Maar jij wordt er wel voor betaald, en wij niet.”
“Ik verdien hier niets mee”, verweer ik me. “Op mijn blog staan er geen advertenties en ik verkoop die teksten en foto’s niet.”
“Daar geloof ik niets van. Als je er niets aan verdient, sta je hier geen tien dagen aan een stuk te noteren.”
“Toch is het de simpele waarheid. Het enige wat ik hiermee bereik, is een beetje naambekendheid, maar dat is ook al.”
“Ik vind dat de mensen die je aan het woord laat ook betaald moeten worden.”
“Dat is tegen de journalistieke deontologie.”
“Het is tegen de wet dat jij nu weer alles opschrijft. Dat sta ik niet toe.”
“Ook niet anoniem?”
“Zelfs niet anoniem.”
“Dat is spijtig, want wat je zegt, is zeer pertinent en hoort zeker en vast thuis in mijn verslag van de nacht.”
“Toch mag je dit niet gebruiken.”
“Nu zitten we wel vast in een catch-22. Je haalt een heikel punt aan waar ik aandacht aan wil besteden, maar ik mág er geen aandacht aan besteden.”
“Correctie: jij zit in een catch-22”, zegt mijn gesprekspartner met een blik van ‘los het zelf maar op’. De foto’s die ik van hem genomen heb, zullen alvast voor eeuwig op mijn harde schijf staan, maar helaas nergens anders.
Verschrikkelijk beeld

Mijn zelfvertrouwen als verslaggever heeft een ferme deuk gekregen. Ik heb nog maar weinig lust om aan mensen te vragen of ze met hun zatte kop op de foto willen. Eén man maakt er geen probleem van. “Ach, er lopen hier meerdere mensen rond met een fotoapparaat. Dat wéét je als je naar hier komt”, stelt hij mij gerust als ik vraag of hij echt héél zeker is of hij wel gefotografeerd wil worden.
Even later komt iemand zelfs met het verzoek om iets over hem te schrijven. “Ik wil wel dat je er een hagiografie van maakt.” Oké dan maar: Tom Verbruggen is een prima fotograaf die onder andere zijn talenten toont voor het Gentse collectief Genthology. Hij heeft zonet de ergste foto van zijn carrière genomen, laat hij grijnzend weten. Met mijn toestel maak ik een foto van de foto. Het is een verschrikkelijk beeld. (Ik plaats de link ernaar hier, maar ik waarschuw: als u een gevoelige maag hebt, als u nog moet eten en als u een fobie hebt voor opengesperde aarzen, kijk er dan alstublieft niet naar. Níét.)
Overtuigende stelligheid
“Ik kan het toch niet maken om die foto op m’n blog te zetten?”, vraag ik onzeker aan Tom. “Bestaan er grenzen aan wat een journalist kan openbaren?”
“Ach, neen, grenzen zijn er slechts voor Oost-Europeanen, maar voor de rest zijn er geen grenzen”, antwoordt Tom met overtuigende stelligheid.
Grenzen of niet, ik overweeg stilaan om me exclusief toe te leggen op fictie. Dan krijg je geen last met personages die in opstand komen en dreigen met een procedure voor de Raad voor de Journalistiek als ze geen royalty’s krijgen.









Tim,
Sta jij hier ook niet ergens tss?

Karel.
Inderdaad, maar je kunt mijn reet nauwelijks zien: er zit te fel licht op en ik sta te ver. (Tweede kont van rechts.)
En mens vraagt zich dan af of dat aan de fotograaf ligt, of aan uw reet. Een mens stelt zich soms ook vragen waar hij eigenlijk geen antwoord op wil hebben.