Stilaan komen de Gentse Feesten op kruissnelheid. De feestvarkens raken onthecht van de dagelijkse sleur en bereiken de collectieve roes die de Vlasmarkt kenmerkt. Voor een reporter is het een eer om te mogen parasiteren op de vriendelijke waanzin van een uitverkoren massa.

Ik marcheer. Het is de derde nacht van de Gentse Feesten en ik marcheer met opgeheven hoofd naar het strijdtoneel van de Vlasmarkt. De weg naar het festijn is echter onvoorspelbaar, en zodoende houdt het lot mij tegen aan de McDonald’s op de Korenmarkt. Daar staan Annelies en Jan mij op te wachten. Het zijn warme mensen die samen met hun zoontje een hecht gezin vormen.
Negatief
Terwijl Jan met veel wansmaak een hamburger naar binnen werkt, trachten bruine medemensen zich te integreren in de westerse samenleving. Dat doen zij – al toeterend op een vuvuzela – door de nachtelijke vrede te verstoren. Er daagt niet meteen een veldwachter op om de vier lawaaimakers in de boeien te slaan, waardoor mijn ergernis een gevaarlijk niveau bereikt.
“Vuvuzela’s zijn de ziekte van deze tijd”, beslist Jan tussen twee happen door.
“Eén van de ziektes van deze tijd”, nuanceert Annelies.
“Liefste, niet te negatief zijn over onze tijd!”
Deemoedig
Jan en Annelies hebben kijk op de dingen. Het zijn opmerkzame mensen. Op de nieuw aangelegde Korenmarkt kijken zij voorbij het vele afval. “Er ligt hier enkel beton”, geeft Annelies haar kritiek. “En er is geen groen.”
“O, maar als het geen Gentse Feesten zijn, staan er palmbomen aan de terrassen”, deel ik mee.
“Toch hadden ze hier beter enkele échte bomen geplant”, vindt ook Jan.
“Berken, bijvoorbeeld”, stelt Annelies de zaak meteen op scherp.
Ik zwijg deemoedig. Bomen zijn de ziekte van deze tijd, besluit ik in mezelf, want zij brengen mensen tot vreemde stedenbouwkundige opvattingen.
Plooiers
Ons drietal begeeft zich naar café Het Spijker voor een laatste (Jan en Annelies) en eerste (ik) drankje. Als we er even later neerstrijken gaan we aan de haal met de állerlaatste bestelling. Laveloze burgers die na ons hun poging wagen, steken priemende blikken van afgunst en rancune in onze rug. Maar ons vel is dik en wij hebben drank. Dat scheelt.
Het nut van dat állerlaatste pilsje en die állerlaatste Westmalle tripel ontgaat mij echter: terwijl ik de állerlaatste ricard vlotjes tot op de bodem degusteer, krijgen mijn tafelgenoten hun bier nauwelijks naar binnen. Het lijkt wel alsof deze mensen vol zitten. Geen probleem, iedereen heeft zijn drempel, maar in mijn binnenste denk ik: plooiers, plooiers, plooiers! Daarbij verlies ik voor het gemak uit het oog dat ikzelf drie uur lag te pitten terwijl m’n vrienden stonden te drinken.
Absolute stellingen
Het koppel verdwijnt weer uit mijn leven en ik geraak even later eindelijk op de Vlasmarkt, waar alles gebeurt dat de moeite waard is om op te schrijven. Meteen bij het betreden van de heilige plek loop ik Mark Flerick tegen het lijf. Mark is brandweerman en radiopresentator. Zijn muziekgenre is metal en Gents is zijn taal.

“Ik haat de Gentse Feesten”, oordeelt Mark niet geheel onverwacht. Hij is nogal goed in het innemen van absolute stellingen. “Er is te veel volk, te veel agressie en te veel uufflakke. Er zijn te veel West-Vlamingen en er zijn te veel Turken. Ja, er zijn te weinig korte rokjes, maar er zijn zeker te veel gasten van Turbojugend. Eén is er al te veel aan. Turbojugend, dat is de scouts voor dertigers. Iets tussen de Hells Angels en de chiro.”
Oude mens
In zijn lijstje van dingen die op de Gentse Feesten al te overvloedig aanwezig zijn, vergeet Mark tatoeages te vermelden. Er valt serieus wat getatoeëerd vel te spotten en bevorderlijk voor de onderlinge verstandhouding is dat niet. Burgers die geen inkt in hun huid hebben laten spuiten, voelen zich onzeker bij zoveel machtsvertoon. Alleen Mark trekt er zich geen kloten van aan. “Het enige waar ik echt niet tegen kan, is de ons-kent-ons-cultuur”, vertelt hij.
Op den duur – na drie aller-aller-allerlaatste pintjes – druipt Mark dan toch af. “Ik ben al een oude mens”, verontschuldigt hij zich. Voor oude mensen is geen plaats in deze maatschappij, en al zeker niet op de Vlasmarkt.
Klootzak
Er staat nogal wat volk op de Vlasmarkt en ik besluit een assistent aan te nemen. Daartoe lijkt Bart T. mij een geschikte kandidaat. Twee dagen eerder had ik Bart nog in diskrediet gebracht met een provocerende foto, maar toch slaagt deze hardwerkende Oost-Vlaming erin mij te vergeven.
“Je bent een klootzak, maar een grappige klootzak”, legt Bart z’n goedmoedigheid uit. “Je slaagt erin mensen belachelijk te maken op een respectabele manier.” Bart fronst de wenkbrauwen en lijkt terug te denken aan de bezwarende foto van enkele dagen geleden. “Heb ik dat nu echt gezegd?”
“Ja, Bart, dat heb je. Het heeft me geraakt. Ik stel voor dat je een pilsje voor me haalt, zodat we op onze goede verstandhouding kunnen klinken”, stel ik hem gerust.
Evenwichtige analyse

Niet iedereen is even gul met vergiffenis. Als ik een man confronteer met een kwalijke foto die ik van hem genomen heb, betrekt zijn gezicht. “O wéé, o wéé, o wéé”, zegt de man, die zichzelf substantiële invloed toedicht, met nadruk. “Zet dat niet online. Ik dwarsboom je journalistieke carrière op een manier die je je niet kunt inbeelden.” IJverig noteer ik het dreigement, wat eveneens wrevel opwekt. “En als je dit citaat gebruikt, ben je professioneel dood. You’re a dead man!”
Terwijl ik de tot mij gesproken woorden aan het papier toevertrouw, stelt de man nog een laatste voorwaarde. “Als je nog maar mijn initialen vermeldt, kom ik naar je huis en sla ik met mijn vuist op je muil.” Ik bedank de man voor zijn evenwichtige analyse en neem m’n pintje weer over uit de handen van mijn trouwe assistent Bart T.
Geslepen vos
“Bij het plegen van journalistiek is het belangrijk dat je je grenzen kent”, deel ik Bart mee. “Geef mensen het gevoel dat ze controle hebben over de situatie en je raakt met veel weg. Maar als zij doorhebben dat jij een geslepen vos bent, slaan ze in paniek. Dan ben je beter op je hoede voor slagen en schoppen.”
Bart weet het nog niet, maar het zal de komende dagen zijn taak zijn om dergelijke ‘eventualiteiten’ zo elegant mogelijk op te vangen. De rest doe ik zelf wel.























Zaaalig! Lig strike lol
Die Omar is geenszins rechtvaardig, en de achterbakse lafaard kan je geenszins een macho noemen. Maandenlang hebben mijn vriendin en ik hem respectvol en als een vriend behandeld, om er vervolgens achter te komen dat hij enkel achter mijn vriendin zat – een bezigheid die hij, heb ik ondertussen vernomen, ook met twee andere bevriende koppels zonder succes heeft uitgeoefend. Wanneer ik hem hier uiteindelijk – na lang geduld gehad te hebben – over aansprak, begon hij direct agressief te worden, en te ‘zweren op zijn moeder’ dat mijn vriendin een hoer was, en dat hij haar zo had kunnen neuken. Toen ik hem vervolgens tot kalmte aanmaande, sloeg hij mij in het gezicht; nadat ik hem vervolgens uit zelfverdediging van mij af had geslagen – waarbij hij nogmaals zijn lafhartigheid toonde middels het gooien van een asbak – en vijf man tussenbeide moest komen, kreeg mijn vriendin nog een hoop eloquente berichtjes, waarin hij onder andere dreigde zijn vrienden erbij te halen. Het mag duidelijk zijn dat deze onderkruiper – die ook niet de betekenis van woorden zoals vriendschap en vertrouwen lijkt te kennen – het niet in zijn eentje kan oplossen. Een maand later vroeg ik hem om zijn verontschuldigingen, opdat we de hele zaak achter ons konden laten, maar zoveel verstand had hij evenmin. Een bespottelijk, laf, bedrieglijk, slap klootzakje.