Er is nog maar één nacht Gentse Feesten gepasseerd en ik heb het gevoel dat we al een week verder zijn. Misschien heb ik dit weekend een beetje te veel hooi op mijn vork genomen, maar dronken ben ik nooit geweest. Gelukkig maar, want angst en wanhoop zijn nooit veraf.

Ik heb geschreven, geschreven, gedronken, geïnterviewd, gepokerd, geluisterd, gedronken en geschreven. Dat vat zowat mijn weekend samen. Geslapen heb ik nauwelijks, tenzij enkele uren in de zetel van mijn maat Matthias, die overigens gecast is als één van de vaste personages voor de volgende verslagen. Vandaag, zondag, heb ik hoofdzakelijk achter mijn bureau gezeten om zowel een reportage als een opiniestuk te schrijven voor de krant De Standaard.
Echte christenen
Nu ben ik moe. Een beetje leeg. Ik verlang naar mijn bed voor een hazenslaap van maximum vier uur. Daarna vertrek ik naar de Vlasmarkt, alwaar het ochtendgloren de mensen weer zot in hun hoofd zal maken.
Ik besef dat dit eerste verslag ontgoochelend kort zal zijn. Mensen willen lange dingen lezen van mij. Enfin, ik weet niet of de mensen dat echt willen, maar ík wil in ieder geval wel lange lappen tekst over de Gentse Feesten produceren. Alvast één lezeres kijkt daar zelfs naar uit, liet ze me via Twitter weten. Sorry, Hanne, ik hoop je morgen een langer verslag te kunnen aanbieden. Al weet ik zelf niet goed wanneer ‘morgen’ eigenlijk begint.
Los van dat alles heb ik zaterdagavond een enthousiaste groep Afrikanen muziek horen spelen aan het station. Ze deden dat djingeldjangelgewijs en zongen daarbij van ‘Jesus’ en ‘Hallelujah’. Meer lyrics hadden ze niet. Af en toe kwam een blanke madam het podium opgekropen om te zeggen: “Dit zijn echte christenen die houden van Jezus.” Eén van de laatste nummers in hun set was ‘No Jesus, no cry’. Ik ben nogal blij dat ik dat uit tweede hand vernomen heb.
Ongeziene felheid

Er waren ook minder enthousiaste Afrikanen op de Feesten. Twee negers ontmoetten elkaar nabij Sint-Jacobs, waarbij de ene verkondigde: “Africa is free!” Waarop de andere veeleer somber repliceerde: “No, it’s not free.” Die tweede heeft gelijk, maar zal nog moeten oppassen: het verleden heeft vaak genoeg getoond dat zwarte mannen met realiteitszin slecht zijn in het ontwijken van kogels.
M’n maat Matthias is slecht in het ontwijken van mijn fotocamera. Op een bepaald moment werd het hem te veel. “Weg met die camera, Tim!”, beval die goeie, ouwe makker van me.
“Ja, Tim, Matthias wil zich de dingen herinneren zoals ze in zijn hoofd gebeurd zijn”, schoot Peter Moerenhout, een gemeenschappelijke maat die we koesteren wegens zijn parapsychotische inzichten, Matthias te hulp.
“Néén, ik wil de dingen vergéten. Maar Tim legt alles vast!”, weerlegde diezelfde Matthias meteen met ongeziene felheid.
Daar zag je weer de angst en de wanhoop opduiken. En branie. “Daarjuist liep iedereen hier rond met angst en wanhoop in de ogen”, bracht Peter me op de hoogte. “Angst dat ze een mot op hun muil zouden krijgen van de een of andere zatlap. Wanhoop uit vrees dat ze geen mooi wijf mee naar huis zouden kunnen nemen. Maar nu overheerst branie, met dank aan drank en illegale roesmiddelen. Die branie is op een manier nog triestiger.”
Meer heb ik niet opgeschreven in m’n notitieboekje. Daarmee moeten jullie het doen. Morgen zal ik nog wel wat foto’s uploaden van de zaterdagnacht. Die zullen mijn geheugen mogelijk verfrissen.
Overigens: wie mij straks tegenkomt op de Vlasmarkt mag mij altijd een ricard trakteren. Dat is goed voor mijn gestel.







