Ultieme vernieling


De coverafbeelding van Jeroen Steehouwer voor Plots #12.
De afbeelding van tekenaar Jeroen Steehouwer die de cover siert van Plots #12.

In het leven steekt een mens nogal ’t een en ’t ander uit. Vaak zijn dat illegale dingen, en dan vliegt men in het cachot. Tot dusver heb ik dat gelukkig kunnen vermijden, tenzij er opeens een wet wordt gestemd die zegt dat het uitgeven van stripmagazines ten strengste verboden is. In dat geval pleit ik twaalf keer schuldig: vandaag zag Plots #12 het levenslicht. Speciaal voor de lezer die niet in de stripwinkel geraakt de colofontekst van wat mogelijk de laatste editie zal zijn van bovenvermeld striptijdschrift.

Peter Mendelssohn en Tim F. von die Mölenwochkirche skiën recht omhoog de berghelling op. “Nog tweehonderd meter”, roept Mendelssohn bemoedigend naar zijn collega.

“Konden we niet gewoon naar café het Volkshaus?”, roept de stakker rood aangelopen terug.

“Maar neen, daar kunnen we niet dollen met het aardmagnetisme!”, repliceert Mendelssohn geërgerd.

“Juist, ja, als aspirant-geografen… hebben we nog zoveel… te bewijzen dat we zelfs… des weekends niet heel even… op ons lui gat… kunnen zitten”, puft von die Mölenwochkirche. “Nog zoveel… te bewijzen, terwijl we evengoed… pinten kunnen gaan… drinken.”

Even later staan beide mannen uit te hijgen op de Alpentop waar zo nodig met de zwaartekracht gedold dient te worden. “Ik trakteer als we weer beneden staan”, grijnst Mendelssohn. “Twee hoeren en een fles cognac.”

Von die Mölenwochkirche trekt wantrouwig een wenkbrauw op. “Voor ieder van ons?”, vraagt de praktiserende wetenschapper wantrouwig.

“Ja, maar de negerin en die met haar gezwollen pruim zijn voor mij.”

Von die Mölenwochkirche krabt even in zijn bakkebaarden en besluit: “Fair enough.”

“Wel, bon, waarvoor we hier dus staan. Het zit als volgt, we staan hier…”

“Vanboven op een hoge Alp”, vult von die Mölenwochkirche aan. “Als we nog hoger zouden willen, zouden we moeten vliegen. Omdat we niet kunnen vliegen, moeten we straks weer omlaag.”

“Inderdaad. De omlaagheid der dingen sleurt ons…”

“Met al onze aangeboren schaamtelijkheid omlaag. Zoals zij ook andere dingen met al hun schaamtelijkheid naar beneden sleurt.”

“Inderdaad, en om dat principe te illustreren, nemen we…”

“Een handvol stront en werpen het naar beneden”, onderbreekt von die Mölenwochkirche alweer terwijl hij zijn gat reeds begint te ontbloten om een handvol uitwerpselen met enige kracht uit te stoten.

“Ik dacht eerder aan een handvol sneeuw”, corrigeert Mendelssohn doodbedaard. De vinnige aspirant-geograaf graait enige sneeuwvlokken bij elkaar en presenteert zijn makker alras een mooie sneeuwbal. “Ik noem hem Plits.”

“Plits?”

“Parabole leyïficatie in tegengestelde symmetrie.”

“O”, knikt von die Mölenwochkirche. “Zit dat zo?”

Mendelssohn laat het sneeuwballetje zachtjes uit zijn hand rollen, zodat het vrolijk naar beneden begint te buitelen. “En dan nu, mijn beste, het experiment.”

Het sneeuwballetje begint spoedig in omvang toe te nemen. Na drie tellen is er al sprake van een voetbal. Een tiental tellen later van een springbal die moeiteloos jonge boompjes velt en ijskonijnen verschalkt. Het duurt niet veel langer voor er een bal van vijf, tien, twintig, dertig, veertig! meter in doorsnee door het landschap raast en, steenbokken en sneeuwgemzen meegraaiend, onderwijl steeds groter – zestig meter! – wordend, recht op een pittoresk dorp afstevent. “Dat ziet er niet goed uit voor de plaatselijke bevolking”, stelt von die Mölenwochkircke empirisch vast. Voor hij nog een woord kan uiten, is het dorp verzwolgen door de monstrueuze sneeuwbal.

“Mijn wetenschappelijke oog bevestigt mijn eerdere vermoeden dat het studieobject Plits alles op zijn baan meesleurt”, becommentarieert Mendelssohn.

Opeens trekt een verontruste von die Mölenwochkirche aan de mouw van zijn collega. “Verhip, Mendelssohn, en nu ziet het er niet goed uit voor ons experiment!”

Beide mannen trekken grote ogen. Ze aanschouwen hoe hun sneeuwbal, ondertussen een gevaarte van bijna honderd meter doorsnee, recht naar de rand van een ravijn afstevent. Enkele tellen later is het ding foetsie. Het experiment Plits kent een roemloos einde, wat gerommel in de verte niet te na gesproken.

“Wat heeft dit nu betekend?”, vraagt von die Mölenwochkirche wanhopig. “Welke conclusies kunnen we nog trekken nu ons studieobject verdwenen is en als een hoop puin op de bodem van een of ander dal ligt?”

“Ach, wanhoop niet. Het is niet het object Plits dat van belang is, wel het spoor dat het getrokken heeft”, sust Mendelssohn.

“Ah, en in dit geval is het een kilometerslang spoor van ultieme vernieling waar nog lang over gepraat zal worden”, vat von die Mölenwochkirche de essentie samen.

“Inderdaad. Keren we zodoende tevreden terug?”

“Ik besluit van wel.”

3 comments

  1. Ik citeer ene Mensbrugghe (Tim F. Van der) in zijn blog van 1/1/2010: “Daarbij komt de belofte dat ik minstens twee keer per week iets op deze blog zal posten.”
    Tandje bijsteken, Tim F. !

    1. Wreed, hé, zeg, zo weinig tijd hebben dat ik mijn eigen goede voornemens al na een paar weken niet meer kan nakomen. Ideeën genoeg, maar een mens moet af en toe ook nog eens buiten komen, nietwaar. (Binnenkort hopelijk weer meer tijd, de motivatie is er in ieder geval nog.)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s