Ik kan me niet herinneren dat ik op dit forum al iets gezegd heb over Plots Stripmagazine, en ik ben op deze mooie zaterdagochtend te lui om in mijn archieven te gaan graaien. Welnu, Plots Stripmagazine is een driemaandelijkse publicatie die beginnende striptalenten onder de aandacht probeert te brengen. Samen met Peter Moerenhout, ongetwijfeld een van de beste stripscenaristen van dit land, vorm ik er de redactie van.
Gisteren verliet Plots #11 de gebouwen van drukkerij New Goff. Om een beetje reclame te maken: het is alweer een mooie verzameling strips geworden waarin menig fraai getekend verhaal te bewonderen valt. De kostprijs bedraagt 7 euro, wat bijlange niet veel is voor 84 pagina’s strip. Dit is de cover, van de hand van een van de toptalenten van Plots, Ruben Accou:

Verder in Plots Stripmagazine ook: het colofon! Elke keer proberen we een mooi geformuleerde draai aan deze gewoonlijk bijzonder administratieve rubriek te geven, meestal met een inleidend verhaaltje dat verder geen belang heeft. Deze keer ging dat verhaal als volgt:
Pascal Moerenhout, rentenier van beroep, tikt met de steel van zijn pijp tegen het venster van zijn woonkamer. “Ziet ge, dit glas houdt het duister tegen. Een deel van het licht van de lampen van mijn luster straalt er knal doorheen en raakt zijn weg kwijt in de opkomende schemering, maar een ander deel, ge ziet het blinken, kaatst gewoon terug. Zo blijft het duister altijd buiten”, zegt Pascal.
“Tenzij ge de lampen van uw luster dooft”, reageert zijn copain Theofiel Van der Mensbrugghe, de oude apotheker van twee dorpen verder. “Dan sijpelt de duisternis gewoon binnen terwijl wij hier zitten porto te drinken in de schone zetels die ge van uw betreurde moeder hebt geërfd.”
“Maar waarom zouden we dat willen, m’n beste Theo? Waarom zou ik de duisternis hier toelaten?”
“Omdat ge dan beter beseft dat er zonder duisternis geen licht zou zijn”, probeert Theofiel zijn oude vriend duidelijk te maken.
“Maar ik wéét dat er slechts licht is dankzij de duisternis, want ik steek het aan als het mij hier te donker wordt.”
“Ge moet het mij niet uitleggen, Pascal. Als ik ’s nachts thuiskom en ik vind de schakelaar niet, loop ik overal tegen. Dan sta ik de volgende dag op met blauwe plekken van mijn kloten tot mijn enkels.”
Pascal tikt nogmaals tegen de ruit, voorzichtig, want zowel zijn pijpensteel als het glas voelen even broos als de oude botten in zijn handen. “Mijn vensterraam houdt ook de miserie tegen van de arme sukkelaars die tijdens de nacht op straat liggen te creperen.”
“De nacht is het enige deken dat zij toegeworpen krijgen. Zij, in haar hoedanigheid van schaduwzijde van deze planeet, verhult hun lijden aan onze waarneming.”
“Zo hun gekerm buiten blijft, beste Theo, zo zien zij wel hoe wij hier, in de schone zetels van mijn betreurde moeder, zitten porto te drinken.”
“Straalt ons geluk dan niet, samen met het warme licht van de lampen van uw luster, af op hun ellende?”
En dan, opeens, valt dat licht uit. In het duister zien Pascal, de oude rentenier, en Theofiel, de bejaarde apotheker, de verbazing in elkanders ogen niet. Even weten zij niet wat te zeggen.”Neen,” doorbreekt Pascal de stilte, “want ge moogt gij dan wel stellen dat het licht uitgevallen is en dat in mijn woonkamer dadelijk het donker is geslopen, de miserie van de arme sukkelaars die buiten op straat liggen te creperen is niet mee naar binnen gekomen.”
Theofiel heft ongezien zijn glaasje portwijn. “Die vaststelling, die wij hier zo plots gewaarworden terwijl het herfstweer onze gewrichten tergt, is een waarheid. Maar verkondig haar, en het zijn slechts zonderlingen die haar horen willen.”
“Ach, in de seniorenclub hier om de hoek zullen ze er wel oren naar hebben”, zucht Pascal.
Als het niet zo herfstig was, het zou verdorie bijkans een kerstverhaal zijn.
Mooi! Goed bezig zou ik zeggen.
Groetjes aan Peter,
Liesbeth