Ex-journalist Frederik Smets heeft met ‘Een vermoorde droom’ een doorleefd essay geschreven over zijn tijd bij De Morgen, toen die krant nog een eigen economieredactie had en hijzelf daar deel van uitmaakte. Smets schrijft recht uit het hart, vlijmscherp, maar níét met het schuim op de lippen. Hij noemt meestal geen namen, hij verspilt geen woorden aan welke ideologische lijn De Morgen achterna moet hollen. Hij geeft wel een antwoord op de vraag waarom er de afgelopen jaren zoveel mensen diep ontgoocheld de redactie hebben verlaten: “De vis is rot aan de kop.” Een getuigenis van een man die op zondag 24 mei, tijdens het lezersprotest op de Arduinkaai, afscheid nam van de krant die zijn jongensdroom vermoord heeft:
Het was gezellig en intriest, dat lezersfeest aan de Arduinkaai. De plaats waar een Krant ligt te zieltogen. En waar ik een jongensdroom op korte tijd uit elkaar heb zien spatten.
Halverwege de jaren tachtig was ik nog een uk en vroeg mijn grootmoeder me wat ik wilde worden. Ik koos voor journalist, want politieman of luchtmachtpiloot vond ik toen al iets voor gefrustreerde jeanetten met een ongezonde voorliefde voor uniformen. Het gevolg van opgroeien in een links nest en te veel Kuifje. Een lekker dwarse jongensdroom.
Ik ben een van die lucky bastards die zijn droom in vervulling heeft zien gaan. Maar het heeft maar even geduurd. Even uitleggen hoe dat kwam.
De Persgroep was aan het einde van de jaren negentig begonnen met een prestigieuze eliteschool voor jonge aspirant-journalisten, de MediAcademie. Na een selectie op cv, een stuk of wat schrijfproeven en een gesprek met een paar hoofdkazen van de redacties en het management te Kobbegem werden telkens tien jonge honden uitgekozen die klaargestoomd zouden worden voor een bloeiende carrière als nieuwsmaker.
Ik slaagde wonderwel voor de lichting 2001, kreeg een contract voor vier maanden en mocht in allerhande buitenlanden naar prestigieuze journalistenscholen. Ik liep stage bij Het Laatste Nieuws en bij, jawel, De Morgen. Bij De Financiële Morgen, het economiekatern. De andere stagiairs gaven geen moer om economiejournalistiek, en ik had in een vorig leven nog gedupeerde aandeelhouders van Lernout & Hauspie geholpen bij consultant Deminor. Ik was dus de enige stagiair die wist wat een aandeel was en vooral: hoe zo’n aandeel door gepruts van enkele Managers van het Jaar door de bodem en way beyond infinity kan zakken. Daardoor had ik op dat moment een hele niche voor mezelf als stagiair bij de gazet.
DFM was toen nog een dik, dagelijks katern dat na de teloorgang van Terzake tot bloei gekomen was ten tijde van de dotcombubbel, stijgende beurskoersen en de algehele economische hoerasfeer die toen heerste. De ploeg die er toen zat, was een indrukwekkende, geoliede machine die bestond uit ervaren rotten als Geert Sciot, Josse Abrahams en Jan Scheidtweiler, met Ruben Mooijman als chef.
Een betere leerschool kon eigenlijk niet. Maar ik merkte ook al snel dat het tussen die oude rotten en de hoofdkazen totáál niet boterde. De chefs vonden DFM te saai, te elitair. Te eigengereid ook. DFM had autoriteit binnen de gazet en bepaalde grotendeels zijn eigen agenda. Maar bracht wel oerdegelijke berichtgeving waaraan in bedrijfs- en politieke kringen nog altijd met enige weemoed teruggedacht wordt – ik word er nog altijd op aangesproken.
Maar dat was dus niet goed genoeg voor de leiding. Ik herinner me nog de ergernis van de oude rotten toen een hoofdkaas na een lange zomer terugkwam van vakantie en een draak van een stuk pleegde waarin het een of ander toerismebedrijf of zo de hemel in geprezen werd dat meer dan waarschijnlijk bestierd werd door een goede bekende van de kaas in kwestie. “Want het moest allemaal wat lichter.”
Ik herinner me ook nog hoe een adjunct-hoofdkaas een oude rot met meer dan vijftien jaar ervaring bij álle kwaliteitskranten van dit land toebeet “dat hij maar eens stukken moest leren schrijven”. Waarop de tamelijk atletisch gebouwde oude rot rechtveerde en het geen haar gescheeld had of hij had de ietwat pafferig gebouwde adjunct-hoofdkaas een peer op zijn muil gegeven.
Ik had al véél gezien bij mijn vorige jobs, maar dergelijke dingen bij Het Instituut De Morgen… (In die periode heb ik trouwens ook één geval van in de praktijk gebrachte fysieke agressie meegemaakt, maar beide partijen hebben zich gelukkig verzoend achteraf en kunnen het nu in het algemeen wel weer vinden met elkaar, denk ik).
En zo ging dat daar dag in, dag uit.
De kern van het probleem bij DFM, en dat is uiteindelijk ook de kern van het probleem bij de héle krant, is dat de hoofdkazen totáál niet weten waar ze naartoe willen. De jarenlange stuurloosheid bij de economieredactie die volgde na mijn aantreden aldaar is wat dat betreft tekenend. Even uitleggen hoe dat zat.
Plots begon een grote leegloop bij De Financiële Morgen. Geert was de eerste die de deur achter zich dichttrok. Hij vertrok in februari 2003 en werd directeur communicatie bij SN Brussels Airlines. Niet lang daarna stapte Ruben over naar – o blasfemie! – De Standaard. Niet veel later hielden de anderen het voor bekeken en bleef ik achter op een DFM die bestond uit mezelf, de uiterst aimabele Ronald Meeus en de ietwat wereldvreemde (pun intended) beursanalist Robert Melders, die ervoor bekend stond dat hij pas wist wat er op 9/11 gebeurd was toen hij op zijn Bloombergterminal zag dat de beurs crashte (terwijl de rest van de redactie al een hele namiddag aan CNN gekluisterd was).
Voordeel voor mij was dat ik na amper negen maanden freelancen een vast contract kreeg. Geen evidentie, want de methode eerst-de-hemel-ingeprezen-worden-en-beloftes-krijgen-over-een-vast-contract-maar-er-dan-toch-geen-krijgen-met-het-excuus-dat-je-stukken-niet-goed-zijn werd erg frequent toegepast op de redactie (mediaredacteuren, een eindredacteur die nu buitengezwierd is, de lijst is eindeloos).
Maar goed. Ik kreeg dus wél een contract. Ik moest dus niet langer zes dagen op zeven mijn rekker afdraaien om op het einde van de maand duizend euro of minder op mijn rekening te krijgen voor al de freelancestukjes die ik geproduceerd had. De redactiemanager, die toen tijdelijk chef economie speelde, was samen met mij blij. Ik mocht even bij de hoofdkaas, die me vroeg hoe ik mijn toekomst zag bij de krant. Ik zei hem dat ik het liefst op economie wilde blijven. Contract getekend. Alles koek en ei.
Maar hoe het nu in godsnaam verder moest met DFM, dat was nog geen uitgemaakte zaak. Samen met de overblijvers moesten we, als ik het me goed herinner, maar liefst vier pagina’s per dag volknallen. Met een handje hulp van de andere redacties, freelancers en wat stagiairs hebben we dat maandenlang voor elkaar gekregen. Maar het was geen pretje.
De hoofdkaas vond het moment rijp voor wat veranderingen, want de oude rotten waren weg en de jonge overblijvertjes durfden hun bek toch niet open te trekken. Hij riskeerde immers geen gemopper of muilpeer meer.
De lay-out van DFM werd gewijzigd en er moest ‘media’ in komen, een oude maar hardnekkige dada van de hoofdkaas waar, en daar ben ik zeker van, geen lezer op zit te wachten. Ik dus elke dag een stuk van 150 lijnen afscheiden over ‘media’ (voor de leek: da’s met foto ongeveer een derde van een krantenpagina). Bij tijden ging die rubriek echt nergens meer over, want de hoofdkaas was uiteraard eventjes vergeten dat elke dag een derde pagina medianieuws brengen onmogelijk is omdat er nu eenmaal niet genoeg nieuwsaanbod is in die sector. Op den duur ging het over de vorm van het flesje van Schweppes tonic en de nieuwe reclamecampagne van Axe. “Wat is de fles van de week?”, grapten we toen.
Onbenullige pr-bureautjes hadden het toen wel heel makkelijk om hun stront aan de krant te slijten, want vaak was de door hen geleverde bagger het énige wat in die mediarubriek kon (en believe me you, we hebben zéér hard gezocht naar interessante verhalen die niet alleen voor marketingbobo’s verteerbaar waren).
De hoofdkaas zei ons toen ook dat het niet meer zo belangrijk was dat we het harde nieuws allemaal mee hadden. Aangename leesverhalen moesten er komen. Het moest allemaal zo technisch niet meer en blablabla. Oef. Eindelijk verlost van die stress om met drie à vier jonge en onervaren honden (rond die periode voegde ook de toen nog zeer piepe Vanessa Debruyne zich bij ons) te moeten opboksen tegen de gerodeerde economielegioenen van De Standaard en De (toen nog) Financieel-Economische Tijd.
Maar dat was zever. Als De Standaard opende met iets dat wij niet hadden, kregen we de ene scheldtirade na de andere over ons heen. De mensen die de toenmalige hoofdkaas kennen, weten wat dat betekent. Ik bespaar u het machismo, de extreem denigrerende opmerkingen, bij tijden ook het platte seksisme, de kleineringen, afijn. Het is duidelijk dat de man ergens “enige substantie” tekort kwam en dat dan maar uitwerkte op zijn personeel.
En zo ging het maanden. Het was overduidelijk dat De Morgen een probleem had om ouder, ervaren volk aan te trekken om zijn economieredactie weer op poten te zetten. In het piepkleine Vlaamse medialandschap zijn economieredacteuren al schaars goed, en bovendien kennen de meesten het klappen van de zweep bij De Morgen. Om die reden zitten ze nu dan ook bij andere media, zoals De Tijd, De Standaard, Knack of Trends.
Op den duur kropen we wel wat uit het dal. We kregen een aimabele chef economie, die weliswaar weggeplukt werd van de politieke redactie, en twee nieuwe collega’s, die respectievelijk van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en het Nederlandse economiemagazine FEM kwamen. Zeer competente mensen. De werkdruk verminderde, waardoor ik gaandeweg zelfs al eens thuis kon komen vóór mijn lief in slaap lag en ik – o godsgeschenk – al eens op een gezond uur kon eten ’s avonds (hoewel dat niet voldoende was om die tien kilo kwijt te geraken die er sedert mijn aantreden bijgekomen was). De heer Melders kreeg een bod om andere oorden op te zoeken, wat hij ook graag aannam, scheen me.
De hoofdkaas lanceerde inmiddels een ambitieuze nieuwe weekendbijlage, Eco, waar toch nogal wat werk in kroop. Op zich een plezier om aan die bijlage te werken, maar wannéér kon je dat in godsnaam doen als je ook nog elke dag een paar economiepagina’s moest vullen en ook regelmatig de voortrein, het eerste deel van de gazet vol algemeen nieuws, moest bedienen van stukken over Ford Genk, Sobelair of andere rampen? Maar wij deden dat dus. Dus ik weer bijna elke avond heel stilletjes bij een slapend lief kruipen.
Mooie dingen gedaan met Eco. Maar nooit hoorden we van de hoofdkaas goedkeurende opmerkingen. Evaluatiegesprekken, dat was onze beloning. Geheel in de typische hoofdkaasstijl uiteraard. Onze jongste redactrice is meermaals tot huilens toe “geëvalueerd”. Zo bestond ze het om in de reeds eerder genoemde “mediarubriek” eens iets korts te schrijven over de marketing bij De Standaard, bij gebrek aan iets interessanters. Ze werd vakkundig gevild, want dat was wel zo makkelijk. Huilende mensen slaan niet terug.
Ook ik ontsnapte er niet aan. Ik volgde op dat moment de hele energiesector, de NMBS, De Post, de havens, de auto-industrie, de marketingwereld en nog een paar honderdduizend miljoen andere zaken. Veel. Maar ook ik mocht eens een keer bij de hoofdkaas om uitgekafferd te worden voor een of andere “misser” die iedere normaal mens op een redactie weleens meemaakt. Ik heb die avond mijn woonkamer ondergekotst.
De hoofdkaas werd uiteindelijk op een zijspoor gerangeerd toen hij het bestond de opperhoofdkaas in Kobbegem uit te kafferen omdat die opperhoofdkaas een andere hoofdkaas had aangesteld die eigenlijk hoofdkaas van ónze hoofdkaas moest spelen. Onze hoofdkaas vond dat een aanslag op zijn substantie en speelde “evalueer-redacteurtje” met de Grote Baas. He fucked with the wrong guy. Hij dus verbannen naar de glossy, het De Morgen Magazine. Waar hij prompt ténenkrullende voorwoordjes begon te schrijven om zich nog wat te doen gelden en waar hij zich verder gelukkig enkel bezig te houden had met het vullen van zijn blad met licht verteerbare substantie.
Op de redactie hoopte iedereen dat dat het einde zou betekenen van de terreur, de incompetentie, de domheid, het schelden en het kwetsen. Bij DFM hoopten we stilletjes dat er eens een hoofdkaas zou komen die kaas gegeten had van economie, en die bovendien wist waar hij naartoe wilde met die economie. Want een lijn was er nooit uitgezet. De economie mocht niet te zwaar op de hand zijn, en hard nieuws hoefde niet meer zo. Maar als we iets misten, kregen we op onze donder. En er moest meer medianieuws in, zoals altijd (het narcisme moest ook op de economiepagina’s). Maar nee, we zijn geen marketingblad, dus ook die media mag niet te ver doorschieten naar specialisme.
Que faire?
De duidelijke lijn voor het economiekatern van De Morgen bleef dus uit. Terzake was indertijd “economie op z’n links”, daar zat een visie achter. De Financiële Morgen was in 2000 uit de grond gestampt omdat Kobbegem ook wilde dat de beurs aandacht kreeg [zie John Vandaele, TVDM]. Ook een visie, zij het misschien een die de wat linksere mensen op de redactie niet erg beviel. Maar de kwaliteit in de berichtgeving was er, en de ploeg die erachter zat gerodeerd en ervaren.
Na de crash van Lernout & Hauspie en de dotcoms werd het duidelijk dat je dagelijks geen vier pagina’s meer kon vullen met economisch nieuws dat erg op de beurs geënt was. DFM moest dus veranderen. Maar de hoofdkazen hadden er geen idee van hoe het dan wel verder moest. Inzetten op lekkere leesverhalen? Trekt mensen die DFM normaal gezien niet lezen. Maar enkel popcorn op de economiepagina’s? Gaat niet. Want dan haakt de lezer af die ook het sociaal-economische nieuws mee wil hebben als hij ’s ochtends zijn krant openslaat.
Die twijfel tussen populariteit en ernst nekt DFM al jaren. De hoofdkazen gaan daarmee voorbij aan een simpele wet: élke kwaliteitskrant heeft een goede economieredactie nodig. Maar die is er dus niet bij De Morgen. En al helemaal niet meer sinds De Persgroep de handen op De Tijd kon leggen.
Einde 2004 was ik al het gezeik, de scheldpartijen, de incompetentie en de domheid meer dan beu en begon ik stilaan uit te kijken naar een andere baan. Ik was 27, woog bijna honderd kilo, had een cholesterolniveau waarvan mijn huisdokter in paniek schoot, mijn sociaal leven was onbestaande, mijn moeder maakte zich zorgen over mij en mijn lief trapte het af.
In tussentijd ging het ook met De Financieel-Economische Tijd niet meer zo goed. De zakenkrant zag zijn lezersaantallen zwaar afkalven (ook een gevolg van het barsten van de beursbubbel), en het VEV wilde van het armlastige kind af. De Persgroep sloot een joint-venture met Rossel, en uiteindelijk werd de overname in september 2005 bezegeld met groen licht van de Raad voor de Mededinging.
Maar al vele maanden daarvoor bereidde De Morgen zich voor op de Grote Synergie met De Tijd. De nieuwe hoofdkaas (die eigenlijk al eens eerder hoofdkaas geweest was en zowat de smoel van de gazet is) trok zich eigenlijk geen kloten meer aan van DFM en van Eco. Of hij deed toch heel veel moeite om niet die indruk te geven. Ik heb in die vier jaar dat ik er rondliep amper meer dan twee woorden met hem gewisseld.
We werden niet meer zo agressief afgeblaft, maar de nieuwe oude kaas was ondanks zijn ogenschijnlijk totaal gebrek aan betrokkenheid bij DFM toch duidelijk niet erg tevreden over wat de heren en dames economieredacteuren, de chef economie incluis, op zijn krant presteerden. Ons werd verweten een spelletje “zal ik hem eens op tafel leggen, dan kun je ermee spelen” te spelen met de kaas. Ik heb die e-mail bijgehouden, want dat vond ik wel een goeie. Nooit met ons praten en dan zeggen dat wij van slechte wil zijn. Pull the other one!
En toen kwamen de aangetekende brieven. Ik kreeg er ook een, halverwege 2004, geloof ik. Aanleiding was dat ik zogezegd drie keer in één week belangwekkend economisch nieuws gemist had. Ik kreeg een aangetekende waarschuwingsbrief van de hoofdkaas waarin me verweten werd dat ik incompetent, niet alert genoeg et cetera et cetera was. Ook onze jongste economieredactrice viel die eer te beurt. Ik kon het op den duur niet meer aanzien: ze was een huilend wrak geworden.
Tijdens de zomer van 2005 hakte ik de knoop door en pakte ik mijn biezen. Ik ging aan de slag bij de socialisten in het Europees Parlement. Onze jongste redactrice vertrok ook. We werden niet vervangen. Onze grootste redacteur werd in de freelance geduwd, en ik geloof dat hij het na een passage op cultuur ook helemaal voor bekeken hield en voor zichzelf begonnen is. Onze minst jonge economieredactrice werd naar binnenland verhuisd.
En toen was de deal met De Tijd rond en werd het economiekatern van De Morgen gereduceerd tot een paginaatje of wat waar de twee overblijvende redacteurs herkauwde stukken van de nieuwe zusterkrant mochten plaatsen. Probleem opgelost: we hoeven ons de kop niet meer te breken over dat deel van de krant.
Toen het nieuws over mijn vertrek bekend raakte, verklaarden sommigen op de redactie mij zot. Ik was een overloper naar de politiek, ik had kleur bekend, ik zou nu zeker nooit meer aan de slag kunnen als journalist, en ik zou al na een paar maanden spijt hebben van mijn vertrek bij Die Grote Gewaardeerde Courant. Ik vrees dat zij nu zullen moeten toegeven dat ik op tijd weg ben gegaan bij De Morgen. En dat zij nu een probleem hebben.
Want na mijn vertrek is het daar duidelijk pas echt in de patatten gevallen. Gezonde mensen van rond de dertig kotsen overspannen de boel onder op weg naar het werk. Dat is niet normaal. Bij elk ander bedrijf zou de directie eens grondig onderzoeken hoe dat allemaal komt, al was het maar om de economische schade door ziektedagen te beperken. Alle mensen die hun bek durfden opentrekken zijn aan de deur gezet, samen met een paar mensen die deel uitmaakten van de ziel en de essentie van De Morgen. Degenen die moeten blijven, zullen de twee nieuwste hoofdkazen moeten blijven verdragen, die naar het schijnt “ook niet zo echt waw fantasties” zijn.
En de lezers beginnen dat door te hebben. In mijn omgeving verlengt zowat niemand zijn abonnement. Ze vinden De Morgen ook niet meer goed, het is te veel popcorn en te weinig dwarsigheid. Hoeveel lezers hetzelfde zullen doen, valt nog af te wachten. Maar het ziet er niet goed uit, jongens.
Rest de vraag of dit allemaal zo erg is.
Voor mij persoonlijk helemaal niet. Ik heb geen spijt van mijn tijd bij de gazet, en ik heb er zeer veel goede vrienden gemaakt en veel geleerd over Het Leven. Maar ik heb er ook nog geen minuut spijt van gehad dat ik gegaan ben bij De Morgen. Ik ben (hout vasthouden) weer in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Ik ben geen gestresseerd wrak meer en ik vind plezier in wat ik nu doe. En ik heb weer tijd voor hobby’s en een sociaal leven. Ik vind het alleen spijtig dat De Morgen mijn jongensdroom vermoord heeft: ik heb de journalistiek achter me moeten laten voor mijn carrière er goed en wel op gang gekomen was. Zelfs mijn lijf kon niet meer mee.
Voor de media is wat bij De Morgen gebeurt wel erg. In het Europees Parlement is het me beginnente dagen hoe groot de wereld buiten de gazet wel is. Wie bij De Morgen werkt, beperkt zichzelf paradoxaal genoeg enorm sterk. Die krant heeft een oplage die amper in de 50.000 loopt, en dat is een lachertje vergeleken met de miljoenenoplages die sommige andere Europese kranten halen.
Het gevolg van die kleine schaal is dat er ook geen budgetten zijn om voldoende competente journalisten binnen te halen én aan boord te houden. Bovendien hebben die journalisten nooit tijd om eens diep te graven, want ze moeten met een piepkleine equipe dagelijks al die pagina’s vullen. Het gevolg is dus dat de journalisten van De Morgen bijna altijd van op hun bureautje werken en amper de tijd kunnen nemen om eens rustig te gaan netwerken en een ordentelijk adresboek uit te bouwen. En om eens aan een tekst te schaven tot hij perfect is.
Tel daar dan nog eens het rampzalige people management en de grenzeloze incompetentie van sommige hoofdkazen bij, en het kleinste kind ziet dat er een moment zal komen waarop De Morgen een keer de dieperik in zal gaan. De vis is rot aan de kop. En ik vrees dat de dood van de rest van het lichaam ook niet lang meer op zich zal laten wachten. In dat geval is er wéér een titel minder. Wéér een belangrijk medium weg.
Je kunt dat weinig vinden, 120 protesterende lezers op het gras van de Arduinkaai, maar ik vind dat verdomd veel. De Humo wijdt nu een mooi stukje aan de ontslagen… what’s next? Vergelijk het met Nike: die kregen het ook zwaar aan de stok met de consument van hun schoenen toen bleek dat ze het niet zo nauw namen met de arbeidswetgeving in hun sweatshops in Vietnam.
En de lezer van De Morgen zal het ook niet erg lang blijven pikken dat zijn gazet op een sociaal en emotioneel kerkhof gemaakt wordt. Want voor het eerst heeft de rotte interne situatie ook een extern effect op het product en op de lezer. Filip Claus weg, Bernard Dewulf, de eindredactie gekortwiekt… Uw gazet zal binnenkort niet meer zo vertrouwd aanvoelen.
De Morgen was een droom, een ideaal, maar die droom is in sneltempo aan het vervliegen. Als de hoofdkazen nu nog eens twijfelen over de juiste marsrichting, gaat het recht naar de afgrond. En verliest ons land wat ooit een kritisch en idealistisch kwaliteitsdagblad was.
Na het lezen van dit stuk (nadat ik alle andere informatie over DM al verslonden had) heb ik besloten mijn abonnement op te zeggen.
Hoe kan je als “open geest” achter een dergelijke zieke structuur staan?
Wie kan me vertellen welke websites ik nu dagelijks moet bezoeken om dit gat in mijn tijd op te vullen? 🙂
’t Is een randopmerking bij je ontstellende verhaal (maar ook weer niet): ik geloof wel dat een mediabijlage zin heeft. Ik geloof zelfs dat mediajournalistiek een deel van de oplossing kan zijn. Maar dan mag zo’n bijlage niet gaan, zoals nu, over wie welk marketinginstrument heeft bedacht en hoeveel winst deze of gene mediagroep vorig jaar boekte. Dat kan er wel in, maar de hoofdbrok zou moeten gaan over journalistiek op zich. Welke journalist is er goed bezig, welke niet? Wat is zijn achtergrond? Wat is de waarde van de primeur van de week? Hoe komt het dat een weinig wetenschappelijke studie over babyvoeding, besteld en betaald door Nutricia, toch in sommige kranten als neutraal ‘onderzoek’ wordt gepresenteerd? Wisten die kranten niet dat het een Nutricia-onderzoek was, of kon het hen niet schelen?
Op die manier neem je de journalistiek, als een van de fundamenten van de democratie, serieus. Je voedt je lezers op tot kritische mediaconsumenten. Je brengt onbekwame hoofdredacteurs in verlegenheid. Je zorgt ervoor dat media zich verantwoorden tegenover hun lezers of kijkers. Dat kan alleen maar tot betere journalistiek leiden. En ik meen dat er wel vraag naar is: te veel mensen lopen rond met een vage, weinig gefundeerde onvrede over “de media” die alles zouden verdraaien – mediajournalistiek kan die ontevreden lezers of kijkers uitleggen wanneer hun onvrede terecht is en wanneer niet, en kan ze op een betere manier leren nadenken over die mediator tussen henzelf en de wereld.
Goeie mediakritiek is in Vlaanderen inderdaad broodnodig, maar er lijkt weinig animo te zijn bij de krantenbonzen. Laat de oorverdovende mediastilte rond De Morgen daar het bewijs van zijn. Als buitenstaander moet ik volledig afgaan op een blog (waarvoor dank, Tim) en op de zeldzame columnist die zijn nek durft uit te steken (waarvoor dank, herr Naegels). En dat terwijl ik in mijn krant dagelijks moet vaststellen dat de meest fundamentele regels van de journalistiek met alle plezier in de prullenmand verdwijnen als daar een goeie kop tegenover staat. En zonder gedegen mediakritiek kunnen dergelijke praktijken rustig gedijen.
Zogenaamde journalisten komen vandaag aan de dag weg met een artikel als “Fastfood slecht voor schoolresultaten” (DS 24/05) waar er in alle sérieux verwezen wordt naar The Daily Telegraph als betrouwbare bron. Vijf minuten googlen, geen seconde meer, leert iedereen die kan lezen dat zogenaamde onderzoek fout werd voorgesteld, nog niet werd onderworpen aan peer review en tegen de wil van de auteur in werd verspreid. (Cf. http://himmelgartencafe.blogspot.com/2009/05/fast-food-makes-kids-stupid-anatomy-of.html) En dat is een willekeurige ergernis van de vorbije dagen die ik ophaal, geen alleenstaand geval. Iedere Vlaamse krant staat haast dagelijks vol met dergelijke ‘onderzoeken’ of ‘bevindingen’ die kant noch wal raken, en die bovendien met een minimum aan inspanning van de kant van de journalist getoetst kunnen worden op hun waarheidsgehalte.
En zonder gedegen zelfkritiek van het verzamelde journaille straalt dergelijke middelmatigheid ook af op de vele tientallen goede journalisten. Hetzelfde geldt in mijn ogen ook voor de huidige hetze rond De Morgen. DM zal in wezen wel een degelijke krant zijn en blijven, maar als ik hem des ochtends bij de hand neem dan erger ik me zo hard aan de omerta die er heerst rond de ontslagen dat ik mezelf nog niet snel mijn abonnement zie verlengen. Moest de hoofdredactie nu op zijn minst in dialoog treden met zijn lezers, haar beslissing duiden in het kader van haar breder journalistiek project, maar neen, nu lijkt het zelfs of er niet eens lezersbrieven verstuurd worden rond de hele saga. Faut le faire.
Dag Matthias,
Ik heb van ‘onnozel blogske’ in je commentaar ‘blog’ gemaakt. Er zijn, denk ik, genoeg onnozele blogskes op het internet die die titel meer verdienen. En als ik zie hoezeer dit onnozel blogske (in totaal al 15.000 bezoekers ontvangen) rondgaat, leeft en reacties opwekt, mag ik wel een tikkeltje zelfrespect opeisen. Niet?
De rest van je betoog is wel zéér zinnig en welkom, vandaar dat ik je commentaar niet carrément gewist heb.
Groeten,
tim
De tekst van Freek is, behalve erg goed geschreven, ook zeer pertinent. Weer een interessante bijdrage voor het boek over ‘de verborgen werkelijkheid’ van De Morgen, dat hopelijk ooit zal geschreven worden naar analogie van de gelijknamige turf (van ruim 600 pagina) over Le Monde. Desnoods wordt het opgenomen in een rubriek met inside-verhalen van voormalige en, waarom niet, huidige (anonieme) redacteuren. Dergelijke rubriek zou een onderdeel kunnen worden van de website die er hopelijk/wellicht gaat komen en volledig zal gewijd zijn aan het verleden, de crisis en de toekomst van De Morgen. En over de hamvraag of die krant nog wel een toekomst heeft, en zo neen wat dan de contouren van een alternatief kwalitatief (wellicht online) mediaproject in Vlaanderen/België zou kunnen zijn en hoe dat vorm te geven (structureel en financieel).
De vergelijking met Nike die Freek maakt is raak: voor De Morgen en De Persgroep is hun reputatie en imago cruciaal. Wel: laten we dat onder vuur nemen, aan het wankelen brengen. Met alle legale middelen. En met argumenten en concrete voorbeelden over de werkelijkheid achter de schijn. Er staan grote belangen op het spel voor De Persgroep, ook in Nederland. Wedden dat dit hun zwakke flank is?
Ik stel mezelf maar één vraag: heeft Frederik ondertussen opnieuw een lief en wat vind zijn moeder er van?
Verder toont dit aan hoe een mooi merk op amateuristische wijze bestierd wordt. Goede journalisten zijn niet noodzakelijk goede leiders of strategen.
En je hebt als krant één groot probleem om kwaliteit te produceren: je moet dagelijks een volwaardige papieren krant uitbrengen.
De toekomst zal uitwijzen hoe het inkomstenmodel voor kranten zal veranderen en wie bereid is te betalen voor welke inhoud?
Nee beter, je hebt als krant één groot probleem om kwaliteit te produceren: je moet dagelijks een volwaardige papieren krant uitbrengen die ook nog NIEUW NIEUWS verteld naast hetgeen dat al verschenen is op internet…
De visie van De Standaard op dat vlak lijkt mij goed: één redactie en het snelle nieuws op internet en de duiding en achtergrond meer in de krant. Alleen heb ik de indruk dat de papieren krant van De Standaard daar té sterk in overdrijft. Zes artikels verspreid over twaalf pagina’s, dat is niet wat ik noem hapklare ontbijtlectuur. Want die moet er, laten we dat niet vergeten, ook zijn wil je je krant aan de man brengen.
Christian Van Thillo himself zei enkele jaren gelden in Knack dat Peter Vandermeersch ‘een straffe gast’ is. En dat was niet echt als een compliment bedoeld voor Yves Desmet, de toenmalige hoofdredacteur van De Morgen. Eerder als een desavouering en verwittiging. Weinig later moest Desmet plaats maken voor Rudy Collier. De man die De Morgen richting vervlakking, infantilisering (door Piet Piryns ‘verkleutering’ genoemd) en downgrading stuurde. Sindsdien ging het enkel maar bergaf. Met de inhoud, niet met de oplage. Al steeg die ook weer niet zo spectaculair. Een kleine 10.000 stuks/dag. Maar op een toenmalige oplage van 40.000 is dat natuurlijk niet niets. Maar de 100.000/dag, waarvan ooit gedroomd werd. En niet enkel door Simon Korteweg, de Nederlandse manager die na het faillissement in de jaren tachtig gedurende korte tijd de krant leidde. Ook door topmensen van De Persgroep. Koen Clement, onder meer.
Maar in de opvatting van Korteweg en Clement kon dat met een kwaliteitskrant. Misschien was dat mogelijk geweest indien De Persgroep De Morgen daartoe de nodige middelen had gegeven. Maar conform aan haar fundamentele strategie, die geldt voor alle Persgroep-initiatieven, is, trouw aan managementgoeroe Porter, gekozen voor ‘kostenbeheersing’. En niet voor de confrontatie op kwaliteit met De Standaard. Vandaag is het kwaliteitssegment onherroepelijk ingenomen door deze laatste. En trekt De Persgroep er zich volledig uit terug.
Knap geschreven, maar ik had het liever als fictie willen lezen. Als DM-overblijver is de herkenbaarheid van het stuk groot genoeg om er ter plekke onpasselijk van te worden.
Gelukkig heb ik de splinternieuwe blinkende Macs net niet ondergekotst.
Onthutsend en onthullend.
Of, hoe de ‘oubollige marxistische concepten’ van vervreemding en uitbuiting anno 2000 levendiger dan ooit worden doorheen het verhaal van redacteurs van financiële en andere rubrieken van een ‘moderne’ kwaliteitskrant.
Had Freek zijn vader dan toch (grotendeels) gelijk?
Forwarden, zou ik zeggen. Een echte eye-opener (al dan niet gemist, met eventueel bijhorend aangetekend schrijven van een hoofdkaas.
mvg
kris
Kris, de invulling die Freek aan het begrip ‘vervreemding’ geeft leunt meer aan met die van Marcuse dan van Marx. Hij gebruikt het immers niet in de economische maar in de socio-culture betekenis. En op het persoonlijke vlak.