‘Ik ben veeleer veeleisend dan streng’


Professor Alex Vanneste (1945) geeft Franse taalvaardigheid en Franse linguïstiek in eerste en tweede bachelor aan de Universiteit Antwerpen. Ook sociolinguïstiek in tweede en derde bachelor zijn van hem, net als Belgische taalpolitiek in het masterjaar. Hij doceert al sinds 1970, en doet dat met veel liefde voor het vak. Zijn liefde voor de Franse taal en het Franse land is echter nog veel groter. Toen hij fotograaf Michiel Hendryckx – nog zo’n francofiel – ontmoette, waren de twee twintig minuten zoet met het verheerlijken van al het goede dat Frankrijk te bieden had, terwijl ik geduldig stond te luisteren.

Bent u er zich van bewust dat u het imago hebt van buisprof?

Alex Vanneste: “Je voelt en hoort dat. Ik loop hier al veertig jaar rond en ontmoet veel oud-studenten – er studeren hier zelfs al kinderen van oud-studenten. Bij u hebben we afgezien, zeggen ze vaak. Ik weet al heel lang dat ik die reputatie heb. Als je dat niet weet, leef je niet in deze wereld. Maar of je ook écht streng bent, is iets anders.”

Vindt u het vervelend dat u die reputatie hebt?

“Ik vind dat niet erg. Ik ben overtuigd van wat ik doe en waarom ik het doe. Toen ik zelf nog student was, waren er ook professoren van wie wij zeiden of dachten dat ze streng waren. Bij studenten leven nu eenmaal heel wat mythes. De buisprof is er één van. Het eigenaardige is dat de colleges van mijn keuzevakken – die de studenten dus vrijwillig bijwonen – altijd vol zitten. Als ik nu echt zo’n vervelende, strenge prof was, zou er daar geen kat zitten. Dan zouden de studenten denken: naar die Vanneste gaan wij niet, dat is een buizer eerste klas. Ik maak me dus niet ongerust over mijn reputatie.”

Die reputatie geldt dan vooral voor uw verplichte vakken?

“In de eerste twee jaren doceer ik Franse taalvaardigheid, en dat is inderdaad een probleembak geworden, zeker voor de huidige studenten. Al 25 jaar organiseer ik propedeuses, een voorbereidende week voor nieuwe studenten. In het begin van die introductieweek neem ik een test af. Daaraan merk ik dat het niveau van het Frans van de nieuwe studenten stelselmatig achteruit gaat, al 25 jaar aan een stuk. Dat is een maatschappelijke evolutie, en niet de schuld van de studenten. Zij zijn echt niet dommer geworden. Want op het einde van die week volgt er een tweede test. Ook de uitslagen van die test dalen al 25 jaar op rij, maar de individuele resultaten liggen wel altijd gemiddeld 20 procent hoger dan die van de begintest. Studenten zijn wel degelijk nog in staat om in korte tijd vooruitgang te boeken, als ze maar begeleid worden en willen werken.

“Wat je wel hebt – en dat is een zeer delicaat onderwerp –, is dat er tegenwoordig, meer dan vroeger, jongeren naar de universiteit komen die hier eigenlijk niet echt op hun plaats zitten. Het nieuwe systeem van flexibiliteit werkt dat in de hand. Er heerst een mentaliteit van: alles moet kunnen, alles moet mogen. Nochtans is een opleiding aan de universiteit of de hogeschool geen vrijblijvende bezigheidstherapie. Hier moet je iets leren. Als je hier buiten stapt, moet je sterker en beter zijn dan anderen in je studiedomein. Voormalig minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) zei altijd dat de universiteit studenten beter moest begeleiden opdat het slaagpercentage zou stijgen. Maar dat doen wij al lang. Studenten mogen hier elk moment binnen stappen, ze mogen mij mailen en bellen, ik lig daar niet van wakker. Je ziet echter dat sommige studenten zo snel, zo goedkoop en zo gemakkelijk mogelijk aan een diploma proberen te geraken. En proberen kost geld.”

Hoe komt u aan uw reputatie?

“Kent u de mythe van de 50 procent? Als je in de humaniora tien onregelmatige werkwoorden moest vervoegen, en je had er vijf juist, dan kreeg je vijf op tien. Maar als mijn studenten tien van de twintig werkwoorden correct hebben vervoegd, zijn ze gezakt voor die test. Bij pakweg zestien juiste vormen slagen ze. ‘Wat voor een beest is dat?’, zie je de studenten denken als ik dat uitleg.”

Waarom zo streng?

“Ik ben eerder veeleisend dan streng. Stel je eens voor dat wij iemand een diploma geven die vier jaar lang slechts de helft van alle vragen correct beantwoord heeft. Als die afgestudeerde enkele jaren later voor een klas staat en tien woorden op het bord schrijft, zijn er daar vijf van fout. Dat is dan eigenlijk een sukkelaar! Als je de ambitie hebt om het hoogste diploma te behalen dat er is op het vlak van taal, dan moet je meer kunnen dan de helft. Ik zeg niet dat studenten moeten afzien, maar ze moeten wel iets bijleren, ze moeten bij de besten horen. Mijn studenten moeten ook begríjpen wat ze zeggen op het examen. Als ze zomaar zitten te vertellen wat ze van buiten geleerd hebben zonder nog maar te weten waarover ze bezig zijn, dan doorpik je dat snel als examinator en zakken ze. Ze moeten het verstáán en kunnen verklaren.

“Er is ook nog een ander aspect. Een student taal- en letterkunde kost de maatschappij jaarlijks een dikke 3.000 euro. Mijn collega’s en ikzelf worden ervoor betaald om die mensen op te leiden en ze na vier jaar op de markt te zetten met een waardevol diploma. Dan wil ik niet dat men over mijn oud-studenten zegt: ‘Waar heeft díé Frans geleerd? Daar staat nogal wat haar op!’ Het is veel sympathieker en gemakkelijker om iedereen erdoor te laten, maar je hebt toch een grote verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij en de universiteit? Het is misleidend om afgestudeerden af te leveren met een diploma dat niets waard is. Zeker nu er zoveel vraag is naar mensen die goed Frans kunnen.”

Doet het u iets als u studenten met een buis naar huis stuurt?

“Hoe ouder ik word, hoe lastiger het is om iemand te ‘flessen’ – om een studententerm te gebruiken. Tijdens de examenperiode doe ik niets meer als ik thuiskom. Anders zit ik tot ’s avonds laat te schrijven en te werken, maar tijdens de examenperiode laat ik mij neerploffen in de zetel en moeten ze mij niet te veel meer vragen. Examens afnemen is fysiek en mentaal vermoeiend. Twijfelen tussen 15 en 16 of tussen 4 en 5 op 20 is niet erg. Maar tussen 9 en 10 wel. Als je een getal met twee cijfers geeft, is die student er voor eeuwig van af. Anders moet hij herbeginnen. Studenten zeggen graag dat sommige proffen buizen met de glimlach, maar ze beseffen niet hoezeer wij daarmee bezig zijn.”

Denkt u soms: verdorie, die student heb ik te veel gegeven en die te weinig?

“Wij nemen gelukkig notities tijdens de mondelinge examens. Vlak na het examen geef je een cijfer, maar als je achteraf die notities bekijkt, gebeurt het vaak dat de definitieve score hoger of lager ligt. Dan kun je je oordeel nog bijstellen. Maar daarna moet je dat loslaten. Anders word je ongelukkig.”

Buist u veel studenten?

“In het eerste jaar slaagde er voor Franse taalvaardigheid 64 procent. Voor linguïstiek was het 57 procent. In het tweede jaar was dat respectievelijk 66 procent en 75 procent. Het slaagpercentage voor sociolinguïstiek bedroeg 80 procent en voor mijn vak in de master was zo goed als iedereen geslaagd. Ben ik dan nog een buisprof?

“In een andere vakgroep was er een prof met een bijzonder zure reputatie. Dat was zogezegd een ‘buizer’. Wat bleek uit de cijfers? Collega’s van haar met een veel sympathieker imago buisden veel méé studenten. Vandaar dat ik dus vaak spreek van de mythe van de buisprof.”

Het percentage studenten dat mag slagen ligt niet vast?

“Dat is nog zo’n mythe. ‘Er mogen er maar 40 procent door’, zeggen studenten bijvoorbeeld. Dat klopt natuurlijk niet. Hier heerst geen communistisch regime. Wel liggen de algemene slaagpercentages altijd wel ergens rond of zelfs eerder boven de helft, met uitschieters afhankelijk van het jaar.”

Kunt u met uw reputatie nog overeenkomen met uw studenten?

“Veel hangt af van je manier van lesgeven. Lesgeven is het liefste wat ik doe. Ik vind het plezierig om zoveel mogelijk studenten bij hun voornaam te kennen. Als je je tijd neemt om iets goed uit te leggen, maakt dat veel goed bij de studenten. Prof zijn is meer dan examens afnemen, het is een totaalpakket, een vormingstaak. Bildung!

“Studeren is een wederzijds contract. Ik word verondersteld om les te geven, om oefeningen te verbeteren, om bereikbaar te zijn als studenten met vragen zitten, om ze te begeleiden. Studenten hebben de plicht om te studeren, de lessen bij te wonen en om uitleg te vragen als ze iets niet snappen. Die overeenkomst moet je respecteren.”

Hoe overleeft een student het examen van de gevreesde Alex Vanneste?

“Een student heeft geen enkele reden om schrik te hebben voor een examen. Als iemand bang is, dan is er iets loos. Schrik is een slechte raadgever, want dan begin je vaak te gokken. Voor Frans, bijvoorbeeld, zijn er drie dingen belangrijk om vorderingen te maken: ten eerste oefenen, ten tweede oefenen en ten derde oefenen! Elke dag twintig minuutjes: meer moet dat niet zijn. Hoe hebben we onze moedertaal geleerd? Door te oefenen, omdat we de taal constant horen rondom ons en gebruiken. Daarom spreek ik op de universiteit ook altijd Frans met mijn studenten. Is dat streng zijn? Ik noem dat consequent zijn.

“Ik zeg mijn studenten ook dat ze Franstalige media moeten volgen, maar ik weet dat dat niet eenvoudig is. Ze doen dat meestal niet. Het belangrijkste is dat studenten hun tijd goed plannen, dat ze oefeningen maken en dat ze de stof regelmatig herhalen. Je moet de studenten soms doodeenvoudige en vanzelfsprekende tips geven om ze te helpen.”

Hebt u als student buisproffen meegemaakt?

“Zeker. In de eerste licentie was er één prof voor wie ik verschrikkelijk bang was. Ik kwam zijn bureau binnen om het examen af te leggen en hij zat daar in zijn comfortabele zetel. Voor mij was er geen stoel. De professor stelde zijn vraag, en ik moest op mijn knieën het antwoord opschrijven op een bord. Op de koop toe stond hij na enkele minuten recht om zijn geraniums water te geven. Ik was zo verbouwereerd door die belachelijke situatie dat ik mijn schrik vergat.”

Was het vroeger makkelijker dan nu?

“Neen, maar ook niet moeilijker. De maatschappij denkt dat studeren aan de universiteit nu veel moeilijker is dan vroeger, maar dat is volgens mij niet waar. Wij hadden vroeger veel meer lesuren per week, nu zijn het er duidelijk minder. Zoveel lastiger zal het dus wel niet zijn. Ik denk dat dat zelfs kwantitatief te bewijzen is.”


Flattr this

One comment

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s