De laatste ‘modaliteiten’ van mijn ontslag zijn geregeld. Daarvoor moest ik gisteren (woensdag 20 mei) op gesprek bij hr-manager van De Persgroep Publishing Hans De Graef. Werkelijk mijn allerlaatste keer op de redactie van De Morgen. Omdat het de dag vóór een feestdag was, zat er geen kat. Alle bureaus verlaten, de buzz van opborrelend nieuws volledig afwezig, geen één rinkelende telefoon: een bevreemdend decor.
Ik was per trein van mijn geliefde thuisstad Gent naar Brussel gekomen. Op de trein zat ik te lezen in De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon, het eerste boek uit een (alweer) prestigieuze literatuurcollectie van De Morgen: Parels uit de Nederlandstalige literatuur. Lezertjes kunnen zich die collectie voor een appel en een ei eigen maken zolang ze de eveneens prestigieuze zaterdagkrant maar blijven kopen. Ik denk dat de erven Louis Paul Boon het mij wel zullen vergeven als ik het hoofdstuk citeer dat ik daar op de trein met grote interesse heb opgeslorpt.
DE BOECKENSPIEGHEL
Over de kapellekensbaan moet mij in de loop der tijden al wat ambras en miserie gegaan zijn… een mens ziet er sneeuw of zonneschijn over, en peinst daarmee alleen maar aan de schoonheid er van, aan tippetotje de schilderes, aan johan janssens in zijn hoedanigheid van dichter… maar vandaag ist noch zonneschijn noch sneeuw, maar iets dat nat en killig en duister en ochgodverdomme is: daar hangt mij ginder een zwarte vlaag. En tippetotje de schilderes haast zich naar huis met haar tamasjoer van opgevouwen ezel en verfdoos en doek, en met haar kraag omhoog getrokken loopt zij haast johan janssens omver, die haar haast omver loopt: de vlaag komt naar hier over, zegt tippetotje.
En johan janssens knikt: ze komt vaneigens naar hier, ze hangt al over mijn hart en mijn ziel en mijn penis… nu dat we hier alleen lopen in dat hondeweer, tippetotje, mag ik eens mijn hart uitstorten, want met die dagbladen moet ge altijd op uw woorden letten… de vlaag hangt rond mijn penis die gelijk een klein schreiend kind in een hoekje gekropen is: want heel de dag heb ik nu hoekjes geschreven voor het dagblad… niet over den-vos-reinaerde, of niet over de kapellekensbaan, maar iets naar de goesting van de hoofdredacteur, iets dat ik ondertekend heb met de schuilnaam boeckenspieghel… omdat ik het niet ‘alweer een uil’ zou moeten genoemd hebben. En ik heb er de grote ideeën van onze grote tijdschriften in weergegeven… zonder commentaar… en ondertussen was ik aan het bedenken dat al die tijdschriften ook mij gevraagd hebben om er mijn grote ideeën in neer te schrijven… och godverdomme tippetotje, laat mij eens hartsgrondig vloeken nu we hier alleen zijn: dat ze tussen hun benen kijken, daar hangt nog een Grote idee. Ik heb geen grote ideeën, ik schrijf maar gelijk gij maar schildert, en ik weet alleen dat de mensen, buiten hier en daar een uitzondering, dom en egoïstisch zijn… dat ze in hun tijdschriften op de eerste bladzijde wit zeggen en op de volgende zwart…en dat men van mij een fatsoenlijke historie verlangt ‘een aanklacht van het proletariaat tegen de trusten’ met onbeholpen woorden en enkele taalfouten – dat verhoogt het cachet, de werkjongen die dichter en dagbladschrijver is geworden – maar ik mag niets zeggen dat de waarheid is of mijn bijdragen worden… niet geweigerd, neen… maar NIET gepubliceerd. En ik weet ook dat ze in hun tijdschriften grote woorden gebruiken om de leegheid van hun opgeblazen hoofd mee te verbergen… gelijk de componenten van een microcosmische perceptie of conceptie van de physieke en psychische levensrealiteit die aangrijpt en inslaat… maar dat iemand onder hen er aan denkt om eens iets degelijks te maken, om eens wat klaarheid in de chaos te brengen: doch alleen maar om hun eigen naampje eens gedrukt te zien: pascalius prostituaan… of neen, ik vergeet zijn titel: dr. pascalius prostituaan. En omdat ik ook op de redactie tegen alle muren met mijn kop aanloop, omdat het omtrent mijn werk verontwaardigde brieven regent naar de hoofdredacteur, omdat een zeker kliekje uit de ultramarxistische wereld konkelfoest… daarom bezwijk ik, tippetotje, en schrijf ik uilenhoekjes: de boeckenspieghel.
En tippetotje kijkt naar de lucht die één lucht is, en zegt: ze zal misschien nog overgaan, de vlaag.
Ik denk dat het tegenwoordig ook bij De Morgen verontwaardigde brieven regent, zij het natuurlijk om andere redenen. Alleen: de algemeen hoofdredacteur heeft begin deze week de toegang tot de lezersbrieven laten blokkeren, zodat het personeel, een bende kleuters die zich onmiddellijk en zonder nadenken iets zots en doms op de hals zouden halen als ze nog maar een verontwaardigde lezersbrief onder ogen krijgen, enkel die brieven kan bekijken die zijn hoogstpersoonlijke goedkeuring wegdragen.
Sterkte. Heb al enkele faillisementen van werkgevers overleefd. Leuk is anders. De laatste keer wilde ik niet meer werken, zo ontgoocheld was ik. Na 18 maanden was ik zelf ongeveer failliet en ben van armoe maar weer aan de slag gegaan, letterlijk om den brode dus.
Begin maar iets op het internet. Binnen tien jaren (misschien wel enkele jaren eerder) is de laatste papieren krant de deur uit. Geen toekomst meer voor papieren schrijfsels. Alles gaat over het net, iedereen is journalist tegenwoordig. Het net zet elke soort media op zijn kop. 😉
Van Isacker: van ‘verlicht’ via wraakzuchtig tot paranoïde despoot.