Een zondags theekransje. Zo rustig ging het er vannacht aan toe. Zelfs Edmond Cocquyt jr. heeft z’n kop niet getoond. Hij neemt beter een voorbeeld aan de christelijke bekeerders die wel trouw op post waren op de Vlasmarkt.

Tegen kwart na vier acht ik de tijd rijp om aan mijn nacht te beginnen. Wanneer ik naar buiten stap, zit het katje van onze bovenburen me van op haar vensterbank verbaasd aan te kijken. “Gauw zeg, waar gaat die meneer naartoe op dit onmenselijke uur?!”, miauwt het dier in zichzelf. Naar de Vlasmarkt, zoetje, daar is alle plezier in deze stad geconcentreerd.
Maar veel plezier is er niet om te concentreren. Traditioneel is de eerste zondagavond uiterst rustig. Velen zijn nog niet bekomen van de zware nacht ervoor, anderen konden niet ontsnappen aan het juk van de loonslavernij en enkel de ervaren rotten zitten nog op het juiste spoor. Dat maakt het bestellen aan de toog net dat tikkeltje comfortabeler, dus mij hoor je niet klagen.
Op het plein ontmoet ik Maarten en Renzo. Maarten is nog altijd bezig met zijn project om de Gentse Feesten te vatten in stripvorm en heeft daartoe een notitieboekje gekocht opdat hij zich zijn eigen lotgevallen herinnert.
Renzo is bezig met een ander projectje: Hollands praten. “Ge zijt nu nog irritanter dan anders”, vertrouw ik hem vriendschappelijk toe. Renzo haalt z’n schouders op. Dergelijke opmerkingen zijn dagelijkse kost voor hem, hij weet ze best te kaderen in de tijdgeest.

Even verderop staan Fauve en Bram angstvallig de hemel in de gaten te houden. “Het wordt tijd om te vertrekken, want ik wil voor het licht thuis zijn”, zegt Fauve.
Ik kijk haar verbaasd aan. “Waarom in godsnaam zoudt ge vóór zonsopgang thuis willen zijn?”
“Omdat ik anders niet kan slapen”, antwoordt ze.
Ik zou haar kunnen aanraden om zich lam te zuipen, dan komt de slaap vanzelf opdagen, maar Fauve heeft een gelofte van nuchterheid afgelegd en raakt zodoende geen alcohol aan. Met een half oog kijkt ze nog eens omhoog en een vloek ontsnapt haar lippen. “Shit, het is nu toch te laat. Ach ja, dan zullen we nog maar iets drinken, zeker?”
We staan met een groepje mensen tezamen en zoals meestal gebeurt wanneer enkele mensen tezamen staan, gaat de N-VA de discussie overheersen. Horrorscenario’s worden voorspeld en er wordt uitdrukking gegeven aan intens afgrijzen. Gent zal zich nog wel sterk houden tegen het Vlaams-nationalisme, zo hoopt men, maar voor de rest van Vlaanderen ziet het er absoluut niet goed uit.
“En van negen maanden antidepressiva slikken, verdik je”, voegt Michiel nog een weinig vrolijke noot toe aan het sombere gesprek.
Mensen moeten zich niet zoveel zorgen maken over politiek. Belangrijker is het om gezond te eten. Met dien verstande blijf ik eenieder aanraden om dagelijks een botram mee uufflakke binnen te spelen. Vreemd genoeg begint ook het Botramkot zich te profileren als politieke drukkingsgroep: hun Maggie De Block-button is een regelrechte hit.

“Ik begrijp echt niet hoe dat komt”, zegt Nicolas van het Botramkot. “Er komen ontzettend veel mensen om vragen. Zelfs Maggie heeft er al één besteld. Maar voor alle duidelijkheid: wij wilden geen statement maken over haar politieke bezigheden.”
“Ge krijgt gewoon honger als ge Maggie ziet?”, suggereer ik.
“Inderdaad, als ik haar zie, krijg ik honger, want ze lijkt op een beenhouwer”, bevestigt Nicolas. “Een goede beenhouwer lijkt op een varken. Ge gaat toch nooit vlees halen bij een magere beenhouwer?”
Omdat ik een hongertje voel opkomen, neem ik dankbaar een droge worst in ontvangst. Het geluk lijkt met mij, maar door een ongelukkig toeval kom ik alweer Renzo Van Rijckegem tegen. Dág, appetijt. “Gewone porno is zo saai”, deelt Renzo mee. “Maar wat zou er gebeuren als je googelt op ‘andere porno’? Dat ga ik zo meteen eens uittesten. Ongetwijfeld wordt dat zeer spannend.”
Renzo vraagt of ik al veel interessant volk ben tegengekomen, maar geeft zelf meteen het antwoord: “Aangezien je weer bij mij staat allicht niet.”

Ik apprecieer mensen met een klare kijk op de realiteit en mompel daarom enkele respectvolle woorden. Omdat er niet meteen andere hoofdpersonages rondlopen, ben ik inderdaad veroordeeld tot Renzo. Geïnteresseerd slaat hij gade hoe enkele feestende lieden bijkans op hun voorgevel pletsen. “Evenwicht, een kostbaar goed op deze plaats”, fluit hij goedkeurend.
Na een hele nacht fotograferen voor Genthology komen Tom en Kenn laconiek het plein opgewandeld. De twee staan er veel te nuchter bij, maar van mij zeggen mensen allicht hetzelfde. Ondanks onze collectieve nuchterheid laten we ons tegen in de luren leggen.
“Heeft één van u vuur?”, vraagt een meisje achter wie je geen stoutmoedige listen zou vermoeden.
Ken, Tom en ik bevestigen dat we alledrie vuur hebben. “Mooi zo. Dan hebben jullie ook een sigaret.” Pats! De val is toegeklapt. We staan nogal paf door zoveel arglistigheid. Meer uit deemoed dan uit beleefdheid overhandigt Kenn de jongedame een sigaret. “Wel, verdomme, geniale truc”, schudt Tom verbaasd het hoofd.

De sluwe jonkvrouw verdwijnt weer in de coulissen en maakt plaats voor Franky, een undergroundzanger die me niet meteen vriendschappelijk bejegent, waar ik uiteraard geen punt van maak. “Je kunt toch niet iederéén vriend zijn?”, vraagt Franky.
“Dat is inderdaad geen doening”, knik ik, en zo komen we dan toch weer overeen.
“Er gebeurt hier niets”, wijst Franky naar de ritmisch stuiptrekkende massa. “Toen ik nog een jonge gast was, begonnen ze tenminste nog op elkaar te motten. Dat is nu wel anders. Wat een banaal gedoe. Er gebeurt werkelijk niets.”
“Maar gelukkig zijn de mensen dronken genoeg om dat te beseffen”, opper ik vergevingsgezind.

Ook Dieter benadert de feestvierders met een vergevend hart. Zoals ieder jaar verspreidt hij koffie én het woord van God. Ik ben hem reeds vele malen tegengekomen en ook al verschillen we fundamenteel van mening over een aantal metafysische aangelegenheden zoals het ontstaan van het heelal en de hand van God daarin, toch hou ik ervan om des ochtends een babbeltje met hem te slaan.
Dieter bevindt zich in het gezelschap van Jan, een oude studiegenoot van me die thans schrijft voor een gratis dagblad dat pendelaars wakker houdt wanneer zij naar hun werk sporen. Jan zou wel een koffie lusten. “Zwart of met suiker?”, vraagt Dieter. Op simpel verzoek tovert hij een zakje te voorschijn.
“Waarom blijven jullie eigenlijk naar hier komen?”, vraagt Jan niet onvriendelijk, maar wel verwonderd.
“Jezus zei: ‘Vertel het Evangelie aan de mensen.’ Álle mensen”, antwoordt Dieter.
“Zijn de mensen hier zondaars die bekeerd moeten worden?”

“Alle mensen zijn zondig. Ik sluit mezelf niet uit. Maar ik doe wel moeite om volgens de tien geboden te leven en God niet te lasteren door te vloeken.”
“Maar hoe kan ik God lasteren wanneer ik niet geloof dat Hij bestaat?”, vraag ik.
“Dat geloven is op zichzelf als godslastering omdat je eigen mening belangrijker vindt dan Zijn bestaan”, repliceert Dieter, die er ons ook van probeert te overtuigen dat we moeten opletten met alcohol. “Alcohol heeft macht over jullie leven”, stelt hij.
“Dat is zeker waar,” bevestig ik, “net zoals jouw geloof een macht heeft over jouw leven.”
“Dat is waar”, moet ook Dieter toegeven, maar voor hij een nieuw antwoord kan formuleren, mengt een andere atheïst zich in het gesprek.
“De dinosaurussen! Gij gelooft in het scheppingsverhaal, maar leg mij eens uit hoe het kwam dat er reeds dino’s rondliepen voor de aarde bestond?”

“Ze vlogen gewoon door het heelal met hun jetpacks”, werp ik op, beseffend dat ik de discussie daarmee niet vooruit help, maar ik moet pissen en dan is een kwinkslag best veroorloofd.
Jan en ik laten Dieter achter met het Woord van God veilig onder zijn hoede en gaan checken hoe het zit met de gepatenteerde zondaressen Annelies en Anne-Marie. Dat blijkt wel mee te vallen, enkele terechte woede-opstoten over bepaalde specimens van het mannelijke geslacht niet te na gesproken. “De Vlasmarkt is het ideale plein om je diepste emoties te uiten”, besluit Anne-Marie de nacht, waarna de schaarse overblijvende feestvierders elkaar gedag wensen en huiswaarts keren.