Goed, we zijn vertrokken. De sfeer zat goed, op de juiste momenten viel er nauwelijks regen en de hoofdpersonages beginnen zich reeds in hun rol te schikken. Vreemd genoeg stelen West-Vlamingen almaar vaker de show.

Elke ochtend ga ik te voet naar de Vlasmarkt. Dat is ongeveer twintig minuten stappen. Dan denkt een pragmatisch iemand al snel: tijd genoeg voor overpeinzingen over de tijdgeest. Maar néén! De tijdgeest moet nog verzonnen worden door liedjesschrijvers, copywriters en krantencommentatoren met een bevoorrechte kijk op de werkelijkheid. Dus stap ik gewoon door, en verder geen gezwam.
Aan de Coupure zitten twee dronken meisjes op een dorpel. Wanneer zij mij zien opdoemen uit het duister klinkt het respectvol van: “Woooooow!” Waarna een beleefd “Hallo, meneer” volgt. Ik wens hen een goedemorgen terug en stel mij verder geen vragen bij een tijdgeest waarin dronken meisjes zwaar onder de indruk zijn van nuchtere manspersonen.
De stad is heel wat drukker dan gisteren. Op de Korenmarkt zwalpen zuipzombies door het vuilnis. Ze beleven de tijd van hun leven. In de Belfortstraat, op een steenworp van mijn geliefde Vlasmarkt, duwen vier hulpverleners één rolstoel voort. Daarin zit een toxisch geprivilegieerde jongeman. “Ik ga wel thuis geraken”, probeert die nog. De EHBO’ers grijnzen naar elkaar: dat zal wel.
Daar ben ik dan: thuis op de Vlasmarkt. Meteen komt één van de hoofdpersonages van vorig jaar zijn rol opeisen. Ik geef ze hem met plezier: met een man als Vos zijn leuke quote nooit ver weg. En stoemelings belandt een meisje in een kort bijrolletje. Ze heet Lindsey en ze draagt een authentieke K-way. “Ik ben niet interessant omdat ik een K-way aan heb”, probeert ze alla aandacht af te wenden. “Ik zou gewoon graag een sigretje willen.”

“Als ik een madam was, ik zou geen K-way aanhebben, maar een jurkje met roosjes erop”, dient Vos haar van stevige repliek.
“Dat is geen goed idee. Als meisje moet je low-key blijven. Niet te veel aandacht trekken”, weet Lindsey. Daarmee heeft ze één sigaret verdiend, vindt Vos.
Het ervaren hoofdpersonage overschouwt de massa en merkt op: “Ze hebben hier allemaal veel liefdesverdriet en weinig koolhydraten.” Voilà, de tijdgeest samenvatten, zo doe je dat.
Bram Bostyn, een gehaaide manager van allerlei succesvolle comedians, komt erbij staan. “Shit, ik voel dat ik van de jaar een slachtoffer ben”, merkt Bram op. Daar heeft hij gelijk in. Vorig jaar had ik zijn welwillendheid nog nodig daar ik Gunter Lamoot wou interviewen voor mijn boek Imago. Thans zal hij geen verweer hebben tegen de manier waarop ik hem portretteer.
Veel zorgen maakt hij zich daar niet over en als volleerd hoofdpersonage vraagt hij Vos: “Hoe is het met uw festivalleke?”
Vos haalt zijn schouders op. Zijn ‘festivalleke’ is Gent Jazz en het was blijkbaar een topeditie. “Van de vier avonden die ik geprogrammeerd heb, waren er drie uitverkocht”, zegt hij laconiek, maar niet zonder fierheid.
Er komen nog meer complimenten zijn richting uitgewaaid. “Hé, Vos, je hebt het omgekeerde gedaan van verdikken!”, feliciteert een jongedame hem. Vos neemt de lof met een beate glimlach in ontvangst.
En hupsakee, Nima maakt zijn intrede. Ook hij is gepokt en gemazeld als hoofdpersonage. “Nima is mijn favoriete allochtoon”, knikt Vos goedkeurend.
“Gaan we lekken?”, repliceert Nima.

Bram schrikt op. “Ik ben de man met de rem”, duidt hij zijn West-Vlaamse schroom. Ondanks zijn geremdheid heeft hij wel het goedlachse gezelschap van Fauve, die op haar blog Inktvos haar eigen belevenissen samenvat.
Er is Fauve iets ik-weet-niet-hoe-vreselijks overkomen. “Er kwam een man naar mij en hij vroeg of ik zijn swaffelpaal wou zijn!”, vertelt ze ontzet. Dat doe je dus niet met een vrouw, vind ik. We moeten respect hebben voor dames. Ik stel voor om het woord ‘swaffelpaal’ te schrappen uit de geschiedenis van de Nederlandse taal.
Door zoveel vreugdevolle conversaties hadden wij niet in de mot dat zon opkwam, maar kijk, ondertussen is het al klaar. Alweer is de Vlasmarkt een openluchtdiscotheek waar honderden mensen vrolijk staan te dansen. “Als ik dit zie, weet ik: Siegfried Bracke maakt geen kans in Gent”, grijnst een anonieme cultuurondernemer die het feestgedruis overschouwt.

Het is tijd dat mijn personages Annelies en Anne-Marie hun opwachting maken en inderdaad, dat doen ze op het gepaste moment. Zoals we van haar gewend zijn, valt Anne-Marie meteen met de deur in huis. “Kent gij het nummer van de masturbatielijn?”
“De wát?!”
“De masturbatielijn. Een hulplijn voor mensen die ofwel te veel masturberen of die niet weten hóé ze moeten masturberen.”
“Zo’n lijn bestaat niet!”
“Toch wel!”, knikken Anne-Marie en Annelies, en op haar BlackBerry toont Annelies een foto van de flyer van de Hulplijn voor Masturbatie. Zíék!
Annelies en Ann-Marie bevestigen dat. “Maar zelf waren wij onlangs ook ziek”, zegt Anne-Marie. “We hebben allebei de bof gehad. Ik leek wel op Maggie De Block!”
Neen, die dame moeten we niet zien op de Vlasmarkt, al delen de jongens van het Botramkot blijkbaar buttons uit waarop het hoofd van de federale vleesblok prijkt.

Via via – tja, hoe gaan die dingen op de Vlasmarkt? – raak ik in gesprek met Katrien. Zij laat Vos en mij raden welke cupmaat ze heeft. B? C? Een beetje beledigd zegt ze dat het wel degelijk een D is.
“Zijt ge zeker?”, vraag ik sceptisch.
“Ik kan u de maat tonen op mijn bh”, knikt ze ferm.
“Kunt ge dat hier en nu doen?”, probeert Vos.
“Neen, niet op klaarlichte dag op de Vlasmarkt”, drukt Katrien alle hoop de kop in. Ze heeft nogal een kijk op de dingen. “Wat staan al die gasten hier te doen? Ze staan hier gewoon de hele tijd rond te kijken of ze chicks mee naar huis kunnen nemen om te poepen. Ze kijken naar de borsten van alle vrouwen en vragen zich af: is het een A, een B, een C of een D, en vooral: mogen we eraan komen?”

Ik bedank Katrien voor haar bijdrage en maak even tijd voor Edmond Cocquyt jr. die met zijn klieken en zijn klakken op de lijst van de Open Vld beland is. Edmond heeft vreugdevol nieuws: zijn vriendin is zwanger. Hij heeft haar op vruchtbare wijze gepaald. “Meteen raak”, beweert hij.
Net als zijn grootvader, zijn vader en zichzelf zal ook zijn zoon Edmond heten. “En als het een dochter wordt, gaan we voor Edmondina of Edmonda. Maar het wordt dus een zoon!”
“Hoopt ge?”
“Neen, dat weet ik. Dat zál zo zijn!” Voor zoveel doorzicht heeft Edmond geen echografie nodig. Zijn hippe ziekenfondsbril volstaat.
Bram Bostyn staat zowaar een beetje te dansen. “Ik ben euforisch en zonder drugs, hé!”, deelt hij mede.
Ook Fauve is euforisch. Nochtans drinkt zij niet. “De legende wil dat ik als kind in een vat Red-Bull gevallen ben”, openbaart ze.

Een West-Vlaamse vrouw van ergens rond de vijftig is ook euforisch, maar dan op een ingetogen manier. “Mag ik even op u steunen?”, vraagt ze me vriendelijk. “Ik ben zát!”
“Gelukkig valt dat op dit plein niet zo heel erg op”, stel ik haar gerust. “Dronkenschap is een wijdverspreid syndroom in deze zone.”
Opeens komt een gelegenheidspersonage aan mijn mouw trekken. Omdat Tijl een goedlachse letterbaas is met een talent voor alcoholisme, wil ik hem gerust opnemen in het ensemble. De man is woonachtig te Mechelen, behoort etnisch gezien tot een West-Vlaamse ondersoort en heeft nog nooit één nacht Gentse Feesten tot de ochtendstond uitgezeten. Vandaag maakt hij zowaar zijn debuut en al meteen mikt hij hoog met een zwaar filosofisch vraagstuk.
Dat vraagstuk wordt met name aan vrouwen voorgelegd. “Hallo, mag ik u even confronteren met een ernstige filosofische kwestie?”, vraagt Tijl aan alweer een nieuw slachtoffer.

“Stel je komt op café twee knappe venten tegen. De ene is een mannelijke slet die elke vrouw wil palen. De andere is een serieuze jongen. Geen sociopaat, maar een rustige gast die al een paar langdurige relaties heeft gehad. Eén daarvan was weliswaar met een man. Met wie zouden jullie het liefst een relatie beginnen? Met de heteroseksuele slet of de biseksuele, goedbedoelende jongen?”
“Die tweede”, antwoordt de dame in kwestie.
“Wauw! Dat is de eerste keer deze nacht dat een vrouw dat antwoord geeft. Alle anderen kiezen consequent voor de heteroseksuele slet!”, stelt Tijl verbaasd.
Bubba, de maat van Tijl, houdt zich niet bezig met ernstige filosofische kwesties. “Ik ben verliefd op mijn klak”, zegt hij.
“Gaat het om een platonische relatie?”, wil ik weten.
“Platonisch of aristotelisch, je kiest maar. Maar ik wil benadrukken dat er, ondanks mijn grote liefde, nog geen kwakje van kwam.” Bubba legt uit dat het om authentiek Audac gaat. “Ik hou van die lettercombinatie. Die heeft een erotische werking. A propos, heb ik al verteld dat ik drie kloten heb?”

Ondertussen heeft Tijl een nieuwe enquête afgewerkt en alweer luidde het antwoord: de heteroeksuele slet. “Jullie zijn allemaal zo’n hoeren!”, schreeuwt hij de vrouwmensen toe.
Een zekere Michiel doorlicht Tijls onderzoeksmethoden. “Sociologisch is het waardeloos onderzoek, maar wel leuk”, zegt hij goedkeurend.
Het is alweer zo ver gekomen dat alle tapinstallaties afgesloten zijn en De muziek opgehouden is te draaien. Tijl denkt dat het tijd is om af te ronden. “Neen, nu begint het pas”, vertel ik hem.
Hij heeft er geen goed oog op. “Ik heb net m’n laatste slok bier op. Nu kan ik geen sigaretten meer roken. Ik heb vocht nodig. Bier, water, cola, desnoods sperma, maar zonder drank kan ik niet roken”, klaagt Tijl. Ik verklap hem dat er tweehonderd meter verder een krantenwinkel is die blikjes bier verkoopt.
Daar fleurt hij helemaal van op, maar er eerst moet hij nog een sociale hindernis overwinnen. Een meisje valt pardoes in Tijls armen. “Ik voel me verschrikkelijk”, huilt ze.

“Laat het verschrikkelijke achterwege”, probeert hij haar te troosten.
Langzaam ontpopt Tijl zich tot Jeffrey. Wie is dat nu weer? “Jeffrey is de zeer bezopen, irritante klootzak waar niet mee aan te vangen valt”, legt Tijl/Jeffrey uit met een boosaardige grijns. “Het is een slechte, onhandelbare mens. Mijn zus heeft me gevraagd om peetvader te worden van haar kind, maar ze beseft blijkbaar nog niet goed dat Jeffrey er ook is.”
Bubba haalt alweer z’n brede schouders op. “Ach, ja, nu begint de fantastische zone waar de grens tussen vriendschap en kloterij vervaagt. Dus neem ik niet meer deel aan discussies teneinde niemand een trok op zijn muil te verkopen.”
Ik geef hem groot gelijk en voor de rest van de dag zuipen wij stilzwijgend de uren naar de vergetelheid.