Geen racist


Voor Humo ging ik vorige week op stap in enkele buurten waar zich de voorbije vier jaar een hoop migranten uit Oost-Europa gevestigd hebben. Het grappige is dat de Turkse Gentenaars daarover klagen zoals vele autochtone Belgen doen over de Turken. Omgekeerd foeteren de Bulgaren op Turkse koppelbazen. Allemaal hebben ze een flesje Jupiler in de handen.

Hieronder de lange versie van de reportage die vandaag in Humo is verschenen.

Turken zijn het beu dat Oost-Europeanen hun Gent overspoelen. Bulgaarse migranten morren over Turkse koppelbazen. Het botst en het wringt, maar over drie punten is iedereen het eens: vreemdelingen moeten Nederlands leren, de politie moet strenger optreden en het vele afval op straat begint tegen te steken. Dat de allochtonen het zelf gezegd hebben!

De muziek staat luid, schrikwekkend luid. En neen, het is geen Turkse pop, maar het goeie ouwe ‘Child in Time’ van Deep Purple. Meer argumenten heb ik niet nodig om Café Cavalia, in de Gentse wijk Brugse Poort, binnen te springen.

Het klantenbestand is multicultureel samengesteld. Enkele autochtone Belgen zitten wezenloos voor zich uit te staren – het lijkt wel alsof hun levensvreugde chirurgisch verwijderd is. Vier Turken vinden levensvreugde in het bekendste merk van hun nieuwe vaderland: Jupiler. Gezellige boel.

Na de hardrock uit de jaren zeventig is het de beurt aan Phil Collins – gelukkig een hit uit de tijd dat hij nog niet potdoof was. Vervolgens valt het gezwollen timbre van Luc Steeno uit de boxen. Ook dit is multicultuur.

Nog een schlager later wordt het zelfs barvrouw Sonja te veel en gaat het volume een paar decibels naar omlaag. Comfortabel voor het gehoor is het nog niet, maar ik kan tenminste al een openingsvraag stellen. Hoe het nu eigenlijk zit met al die Oost-Europeanen in de Brugse Poort bijvoorbeeld. Sonja trekt meteen een bedenkelijk gezicht. ‘Nederlands kunnen ze niet, behalve: ‘Mevrouw, een euro alstublieft.’ Dat lukt dan weer wel. Zelfs de Turkse klanten klagen erover.’

De Turkse klanten, ’t zijn die mannen die ik wil spreken. ‘Kapstok!’, roept Sonja meteen, ‘Kapstok, kom eens hier! D’r is hier een journalist. Voor een paar vragen te stellen.’ Ik hoop dat Kapstok zijn roepnaam is, want met die exotische Turkse namen weet je nooit. Als Musa (38) bij ons komt staan, vraagt Sonja meteen of hij zich ook zo ergert aan de Oost-Europeanen. “Ik?! Ja, eigenlijk wel. Al heb ik er persoonlijk geen last van’, antwoordt hij zonder veel gepieker.

Waar moet hij zich dan zo nodig aan ergeren? ‘Vlakbij was er een kraakpand waar tot voor kort twintig of dertig zigeuners woonden. De politie deed niets. Wij belden herhaaldelijk wegens overlast, maar er gebeurde niets. Dat probleem is pas opgelost toen de eigenaar het huis verkocht heeft’, vertelt Musa hoofdschuddend.

Volgens hem loopt het de spuigaten uit in de Brugse Poort. De Gentse wijk haalt regelmatig de pers met verhalen over de onhoudbare toevloed van migranten uit Centraal- en Oost-Europa. Eind vorig jaar lanceerde burgermeester Daniël Termont (sp.a) zelfs een oproep aan de Gentenaars om de Roma niet meer te helpen. Zelf woont Musa al zijn hele leven in de volkswijk. In dertig jaar tijd heeft hij de buurt hard zien veranderen. ‘Vroeger leefde hier een Turkse en een Marokkaanse gemeenschap. Het was niet perfect, maar toch veel rustiger dan nu. Ik moest van mijn ouders voor het donker thuis zijn. De kinderen van tegenwoordig krijgen geen opvoeding meer. Om één uur ’s nachts lopen ze nog rond.’

Als kinderen het enige probleem waren, zou Musa zich allicht niet zo opwinden. ‘Veel vreemdelingen krijgen geld van de staat en drinken dat op. De drugsdealers lopen er allemaal chic gekleed bij, maar leven officieel wel van het OCMW.’ Sonja knikt bevestigend: ‘Na één week in België krijgen die mensen al een uitkering.’

Wat Musa extra stoort, is dat het nog altijd de Turken zijn die van alles de schuld krijgen. ‘Vroeger was dat ook al zo. Als een Arabier iets had mispeuterd, was de reactie toch: kijk, het zijn weer de Turken die ’t gedaan hebben!’, blaast hij. ‘Pas op, ik heb zelf ook last van sommige Turken. Ik erger er mij aan dat sommigen hier al twintig jaar rondlopen met een Belgische identiteitskaart, maar nog altijd geen Nederlands spreken.’

Over de toekomst van de Brugse Poort is hij zeer pessimistisch. ‘We zitten in de shit. Deze problemen kunnen ze niet meer herstellen, tenzij de overheid strenger gaat optreden tegen criminelen: wie een strafblad heeft, moet het land verlaten’, legt de Turkse Gentenaar uit. Maar harde repressie zal geen wondermiddel zijn als er tegelijk steeds meer jobs verloren gaan. ‘Als de industrie blijft wegtrekken uit België, zullen mensen elkaar over vijf jaar vermoorden voor een brood. Nu al worden er op klaarlichte dag oude mensen beroofd.’

Gaat het dan werkelijk crescendo met de criminaliteit in Gent? Hoofdcommissaris Steven De Smet, de schrandere spreekbuis van de Gentse politie, onktent. ‘Dat moet ik tegenspreken. Ja, onlangs waren er een paar harde conflicten, maar ik werk nu al 33 jaar bij de politie en ik kan zeggen dat de criminaliteit afneemt.’

De conflicten waar De Smet het over heeft, zijn de twee recentste schietpartijen in de Sleepstraat, één in november vorig jaar en een tweede enkele weken geleden. Toen raakte een 21-jarige jongeman levensgevaarlijk gewond. De Gentse flik situeert die incidenten in het criminele milieu. ‘Je mag ook niet vergeten dat Oost-Europese migranten dikwijls uit landen komen waar al generaties lang een oorlogssituatie heerst. Bij een conflict halen zulke mensen snel een mes boven. Of een ander wapen. Daar heersen andere regels.’

Dat de politie niets doet, zoals Musa beweert, klopt niet. ‘Wij ondernemen wekelijks acties tegen mensenhandel en drugshandel. Dat is niet meteen zichtbaar voor de burger, maar die acties hebben wel degelijk effect. Vorig jaar zijn we specifiek in de Brugse Poort begonnen met een preventieve, proactieve en repressieve aanpak. Ook de Turkse gemeenschap apprecieert die inspanningen. De meeste mensen vinden het goed dat er af en toe een grote controle gebeurt.’

De Smet benadrukt dat de politie de klachten van de bewoners serieus neemt. ‘Onze prioriteit moet zijn wat er bij de mensen leeft. Als mensen aanvoelen dat er een veiligheidsprobleem is, dan is er één. Punt.’

Als ik opmerk dat de Turkse Gentenaars steeds meer beginnen te klinken als bange blanke mannen, hoor ik De Smet grijnzen. ‘L’histoire se répète. De Turken vragen ons inderdaad regelmatig: ‘Wat gaan jullie doen aan al die vreemdelingen?’ Maar het grotere probleem van de toestroom uit Oost-Europa kunnen wij niet oplossen. Dat vergt een Europese aanpak. Weet je waar de burger zich uiteindelijk het hardst aan ergert? Aan het vuil op straat. Dat werkt het meest op mensen hun kloten, als ik me zo mag uitdrukken. Ook daar proberen we iets aan te doen.’

Terug naar Café Cavalia. Musa trakteert me een pint en besluit zijn litanie met een scherpe uitsmijter voor de Vlaamse goegemeente: ‘Blijf gerust in uw villa’s en trek u niets aan van ons.’ Aangezien ikzelf geen villa heb, voel ik me niet aangesproken.

Musa heeft wel een punt. Hoeveel autochtone Vlamingen wonen er eigenlijk nog in de Brugse Poort? In de Bevrijdingslaan, de hoofdstraat van de buurt, zie je maar weinig oorspronkelijke Belgen rondlopen. Maar ze zijn er wel. Eén van hen is Edmond Cocquyt Jr. (35), die in februari nog de internationale pers haalde met het uitbundig gevierde Wereldrecord Regeringsvorming. Enkele jaren geleden is hij van hartje Gent verhuisd naar de Brugse Poort.

‘Bijna iedereen is hier weggetrokken in de jaren zestig en zeventig, op het moment dat er grote economische welvaart was’, vertelt hij. ‘Veel mensen zijn naar de rand rond Gent verhuisd, weg van de volkswijken. Ze hebben een eigen huis gebouwd met een mooie tuin. In de verlaten volkswijken zijn de eerste Turken komen wonen, mede omdat de huur- en koopprijzen zo laag waren. Van de oorspronkelijke buurtbewoners blijven alleen enkele oudere mensen over. Dat is een spijtige evolutie, maar het zij zo.’

Sinds een hoop Oost-Europese landen zich aangesloten hebben bij de Europese Unie is er een nieuwe evolutie op gang gekomen. De statistieken van de Integratiedienst van de stad Gent liegen er niet om. Al in 2007, het jaar van de toetreding van Bulgarije, schoot het aantal Bulgaarse inwijkelingen de hoogte in. Tot en met 2006 schommelde het aantal Bulgaren steevast rond de 800, ondertussen zijn het er al bijna 5.000. Eind 2010 telde Gent haast 8.000 burgers uit nieuwe EU-landen.

‘Voor een middelgrote stad als Gent is zo’n toename gewoonweg te veel. De stad en vooral de Brugse Poort kunnen die toevloed niet meer aan. Daardoor is het helaas zeer gemakkelijk om rechts te worden als je in deze buurt woont. Er is hier bijna niemand die nog zegt dat de multiculturele maatschappij een succesverhaal is. Ik blijf hier wel wonen. Op de een of andere manier ben ik van deze buurt beginnen te houden’, zegt Cocquyt.

Enkele jaren geleden ondernam hij een poging om via de cafés contact te leggen met de verschillende bevolkingsgroepen. Cocquyt geeft immers al vijftien jaar caféplannen uit van de Vlaamse centrumsteden en stapte dus ook in zijn eigen buurt alle cafés binnen. ‘Ik wou de mensen leren kennen. Maar vaak word je gewoon buiten gekeken. ‘Wat komt gij hier doen?’, zie je ze denken. Op dat moment vraag ik mezelf ook af wat ik daar kom doen. Als je daar als enige Gentenaar zit, kun je wel even lol maken met de klanten, maar echt contact heb je nooit. De verschillende bevolkingsgroepen die nu in de Brugse Poort wonen, praten en leven niet met elkaar, maar naast elkaar.’

Ik stel hem voor samen nog eens een poging te wagen. Wie weet hebben we met twee meer succes? Even later zitten we aan de toog van Café Bulgarana in de Bevrijdingslaan. ‘Understand English only very petit’, antwoordt het barmeisje als ik vraag of het een Bulgaars café is. Ze is zelf nog maar vijf maanden in België. Het café is nauwelijks anderhalve maand open. Ze wijst naar een klant die beter Nederlands kan.

Zolang ik hem maar niet met zijn echte naam citeer, wil Chepito (28) ons graag te woord staan. Hij is Turks-Bulgaars en werkt als zelfstandig stucadoor in de bouw. Dat we hem overdag op café treffen, is slechts te wijten aan een stom arbeidsongeval. ‘Van de trap gevallen. Ik betaal wel degelijk belastingen én RSZ: 650 euro per kwartaal’, beklemtoont hij voor alle duidelijkheid. In de avondschool volgt hij Nederlandse les. Niet omdat hij onze taal zo mooi vindt, wel uit praktische overweging. Zonder kennis van het Nederlands vallen Bulgaren immers al te gemakkelijk ten prooi aan Turkse koppelbazen – in Gent zouden er zo’n vijftig actief zijn. De koppelbazen fungeren als illegaal interimkantoor en strijken zo aardige winsten op.

Chepito doet zijn beklag over de koppelbazen. ‘Belgische opdrachtgevers nemen contact op met Turkse tussenpersonen. Die ronselen vervolgens Bulgaarse werkmannen. De koppelbaas ontvangt 20 euro per gepresteerd uur, waarvan wij uiteindelijk maar 8 of 10 euro zien. Daarom is het belangrijk dat we Nederlands leren, zodat we zelf werk kunnen zoeken. Ik werk het liefst rechtstreeks met Belgische mensen, die zijn tenminste correct. Als je geen Nederlands spreekt, word je uitgebuit.’

Ook Elza Docheva (35) is geen al te grote fan van de Turken. Als bazin van het Bulgaarse café De Olijftak heeft ze gelukkig geen last van koppelbazen. ‘Turkse klanten zijn wel vaak agressief en denken dat elke Bulgaarse vrouw in de prostitutie zit’, zegt ze boos. Ze woont al elf jaar in Gent. ‘Pas vandaag heb ik de Belgische nationaliteit gekregen. Tegenwoordig ontvangen de meeste nieuwkomers hun papieren al na enkele weken en krijgen ze meteen een leefloon. Ik heb nooit van het OCMW getrokken. Ik ben niet naar België gekomen om te profiteren. Ieder jaar betaal ik tussen de 12.000 en 18.000 euro belastingen. Mijn papieren zijn allemaal in orde. Voor mijn part mag er zelfs meer controle komen op horecazaken.’

Volgens de kordate cafébazin is België te laks. ‘Hier mag alles. Je kunt gemakkelijk een café openen met valse papieren. In Bulgarije gaat dat niet’, verwijt ze ons.

In haar café zitten thans vooral Bulgaren. ‘Maar iedereen is hier welkom, zolang ze niet beginnen met drugs of prostitutie. Ik heb eens in één week tijd zeventien Marokkanen buiten gestoken wegens drugs. Ik wil mijn zaak niet kapot laten maken.’

Net zoals zovele mensen vindt Elza dat er te veel Roma zijn neergestreken in de Brugse Poort. ‘Er is overlast. Kleine diefstal: een fiets die opeens weg is, een tafel die wordt gestolen. Deze wijk kan de toevloed niet meer aan. De poort blijft maar openstaan voor iedereen die naar hier wil komen.’ Ze raadt ons enkele cafés aan in de naburige Rabotwijk waar Cocquyt en ik Roma kunnen ontmoeten. Bulgaarse Roma, stipt ze aan. ‘Roma komen niet alleen uit Bulgarije, maar vooral uit Slowakije. Die mensen stelen en steken anderen neer. Gevaarlijk!’

Haar waarschuwing voor moorddadige Roma spoel ik door met een pintje, maar waar Elza stellig wel gelijk in heeft, is dat zo goed als alle Slowaakse inwijkelingen in Gent Roma zijn – de stad schat hun aantal op een goede 1.700 mensen. Die groep is veel moeilijker te bereiken – wij zullen er alvast geen tegenkomen.

We arriveren in de Wondelgemstraat, de levendige hoofdader van de voor de rest wat uitgewoonde Rabotbuurt. De olijke Turkse Gentenaar Ahmet Sönmez (38) meldt ons meteen dat het hier vol zit met zigeuners. ‘Mijn huurder is een echte Bulgaar. Die moet niet weten van Roma’, flapt Ahmet eruit. ‘Tien jaar geleden kwamen Bulgaren hier werken, werken, werken en toen waren ze weer weg. De laatste jaren komen er vooral zigeuners. Die blijven. Europa heeft de grenzen opengesteld en ze zijn beginnen toe te stromen. België is te tolerant. Onze broek is afgezakt en nu staan we met ons gat bloot.’

Ook Ahmet is ervan overtuigd dat de Roma naar België gekomen zijn om te profiteren. ‘Wij Turken hebben altijd gewerkt. Die nieuwe allochtonen generen zich niet om te komen leven van belastinggeld. Dat is niet rechtvaardig. Ik dúrf zelfs niet naar het OCMW te stappen!’

In zijn platste Gents laat Ahmet verstaan dat het hem stilaan zijn kloten uithangt in het Rabot. ‘Onlangs was er ruzie op straat, met een deuk in het portier van mijn auto tot gevolg. De politie heeft een pv opgesteld. Wat kreeg ik een paar dagen later te horen? Dat de zaak geseponeerd werd en dat ik kon fluiten naar een schadevergoeding. Echt waar, ik ben van plan mijn huis hier te verkopen. Als ik iets vind in Wondelgem of Evergem ben ik hier weg. Vrienden van mij ook.’ De bange blanke mannen achterna, plaag ik hem.

Ahmet is wel zo fair om de hand in eigen boezem te steken. ‘Misschien hebben we het probleem zelf ook een beetje uitgelokt. Veel Turken verhuren huizen aan Bulgaren, waardoor er een zekere concentratie ontstaat. Er is zelfs sprake van huisjesmelkerij’, erkent hij.

Even later ontmoeten we de gevreesde Roma in Bar Bulgariya. Cocquyt en ik krijgen zowaar een warm onthaal. Martin Asenov (30), een Rom uit de Bulgaarse stad Sjoemen, is wat blij dat hij zijn verhaal kwijt kan aan een Vlaamse journalist. Hij heeft asiel aangevraagd in België. ‘Al elf jaar woon ik in Gent, maar ik ben nog altijd geen Belg. Enkele jaren geleden ben ik door de wijkagent van mijn domicilie-adres geschrapt zonder dat ik het wist. Ik was immers verhuisd. Toen ik een aanvraag indiende om Belg te worden zei de stad: ‘Sorry, jij hebt hier de afgelopen drie jaar niet gewoond.’ Onbegrijpelijk. Ik betaal óók belastingen. Ik wil ook een huis kopen. Mijn kinderen zijn hier geboren, ze praten goed Nederlands. Ze hebben de Belgische nationaliteit en zijn deel van de Vlaamse traditie. Ze kennen meer Belgen dan Bulgaren of Roma.’

Ondanks het veelkoppige monster van de bureaucratie denkt Martin er niet aan terug naar Bulgarije te keren. ‘Hier is het nog altijd veel beter. Waarom zou ik anders in België blijven? In Bulgarije verdienen wij maar 100 euro per maand, hier is dat 2.000 euro. Ik ga nooit meer terug naar Bulgarije!’, zegt hij fel. ‘Daar ben ik volgens de regering geen echte Bulgaar. De regering in Bulgarije heeft geen respect voor Roma. Ze krijgt geld van Europa om de situatie van de Roma te verbeteren, maar op geen enkele manier komt dat geld onze gemeenschap ten goede. Dan is men in Gent veel vriendelijker voor ons, zelfs al heeft de helft van de Bulgaarse Roma geen job.’

Enkele Roma die het Nederlands nog niet zo behendig hanteren als Martin beginnen meteen opgewonden te raken als ze verstaan dat het over werk gaat. De koppelbazen komen weer ter sprake. ‘Het zijn slechte mensen. Vaak betalen ze ons loon niet uit. Turken mogen de wet omzeilen, maar wij niet. Soms moeten we drie uur rijden naar een werkplaats, om daar zeer lang te werken. Voor maar 6 euro per uur’, vertelt Martin. ‘Die zaken gebeuren nog altijd. De enige remedie is Nederlands leren om zo zelfstandige te worden, zonder koppelbazen.’ Ik neem akte van het zéér heftige geknik van de andere Roma.

Volgens Martin maken de koppelbazen handig gebruik van de vage legale status van de nieuwe migranten. ‘Nu werk ik met een arbeidscontract in de distributie. Bulgaars eten en drinken. Ooit heb ik één jaar van het OCMW geleefd. Omdat ik wou werken, trok ik naar de VDAB. Ik wil geen belastinggeld om te kunnen eten, ik wil wérken voor mijn boterham. Maar als je papieren niet in orde zijn, krijg je geen job. Zelfs kuisen mag je niet doen. Het enige wat dan overblijft, is in het zwart werken voor Turkse koppelbazen. Dat heb ik zelf ook nog gedaan, ja. Wat kon ik anders uitrichten? Mijn kinderen moesten ook eten.’

Martin hoopt dat er snel een nieuwe regering is. ‘De Belgische regering is in slaap gevallen. Ze zou Turkse zelfstandigen die Bulgaren in dienst nemen eindelijk eens moeten beginnen te controleren. Ook hier en nu denken veel Turken nog zoals ze deden ten tijde van het Ottomaanse Rijk: wij zijn de baas’, zegt Martin met een spottende grimas.

Ondertussen ziet hij ook de relatie met de autochtone Belgen achteruit gaan. ‘Vijf jaar geleden gedroegen veel Vlamingen zich oké tegenover ons. Nu is er veel meer racisme. Mensen moeten met elkaar praten. De burgemeester moet hier binnenkomen! Ik wéét dat dit een Belgische stad is. Ik ben hier inderdaad een bezoeker. Mijn papieren zijn Bulgaars, maar mijn hart is Belgisch. Ik hoop me volgend jaar ook officieel Belg te kunnen noemen’, vertelt Martin met passie.

Hij probeert ons ervan te overtuigen dat er uit Bulgarije niet veel Roma meer zullen komen. ‘Waarom niet? Van het miljoen Roma in Bulgarije is 80 procent al vertrokken naar West-Europa. Alleen de oude mensen blijven achter’, zegt Martin schamper. Het doet me denken aan wat er veertig jaar geleden gebeurd is in de Brugse Poort.

Volgens de Turks-Bulgaarse Denislava Tcholokova (43), die achter de toog staat in Emi Café, zijn de Roma in de eerste plaats om economische redenen uit Bulgarije vertrokken. ‘Al speelt het racisme ook mee. In Oost-Europa is er de afgelopen twintig jaar eigenlijk nauwelijks iets veranderd. Het is er nog altijd geen echte democratie’, oordeelt ze.

Al twintig jaar wonen zij en haar familie in België. Van Gent houdt ze niet. ‘Ik zit liever in Oostende, waar we een restaurant hebben. Daar kennen de verschillende gemeenschappen elkaar veel beter. Ik ben geshockeerd door de manier waarop het er hier aan toegaat. Gentse Turken profiteren van Bulgaren. In Oostende gebeurt dat niet. Het Rabot is ook vuil. Papier wordt zomaar op straat gegooid, zowel door Oost-Europeanen als door Turken. Ze hebben geen respect voor hun buurt. Een uur nadat de veegdiensten gepasseerd zijn, ligt de straat weer vol afval. Ga maar eens kijken buiten.’

Ceto Corkmaz (30) geeft haar gelijk – tenminste toch over het afval. De jonge Turk nodigt ons uit aan zijn tafeltje in Café Cel Neco. ‘Leest de burgemeester Humo?’, vraagt hij nieuwsgierig. Ik knik. Uiteráárd leest hij Humo. ‘Schrijf dan maar op dat er meer gekuist moet worden!’, beveelt Ceto schalks. Voor de rest heeft hij niets dan lof voor de Gentse burgervader. ‘Hij wil van deze straat een caféstraat maken. Dat is goed! Wie hier een café wil beginnen, krijgt meteen toelating.’

Het Rabot is echt een goede buurt, zo probeert Ceto me te overtuigen. Al 27 jaar woont hij hier. ‘Iedereen komt eigenlijk goed overeen in de Wondelgemstraat. Schietincidenten zullen hier niet snel gebeuren. Vroeger was het anders, dan kwam je ’s nachts beter niet buiten’, weet hij. Ik vraag hem wat er dan wel veranderd is. ‘Iedereen kent elkaar beter door de vele winkels en bakkerijen. Ik denk dat er hier ook minder drugsgebruikers zijn dan in de Brugse Poort. Dat is een slechte buurt. Veel drugs. Het is goed dat de politie daar elk weekend controle doet.’

‘Zolang iedereen zich aanpast, is er geen probleem. Als je hier wilt wonen, moet je Nederlands leren. Ik vind dat belangrijk. Sommige mensen verstaan geen kloten Nederlands’, maakt Ceto zich een beetje boos. De twee dames die ook aan ons tafeltje zitten, vragen hem iets in het Turks en er ontstaat een levendig gesprek waar ik kop noch staart aan kan knopen. ‘Sorry dat we Turks praten, hé. Deze mensen kunnen nog geen Nederlands’, verontschuldigt hij zich.

Nog één halte en dan houd ik m’n multiculturele kroegentocht voor bekeken. Thee afwisselen met Jupiler blijkt het lichaam weinig comfort te bieden. Ik stap het Camli Kösk Café binnen, gewoon omdat hier naast de Turkse vlag ook de Belgische hangt. Net zoals in zovele Turkse cafés komt de verlichting van buislampen. Het zachte tapijt probeert het harde TL-licht te counteren. Op de tv probeert een Turkse versie van Goedele Liekens – geblondeerd, big hair alsof er nooit een eind gekomen is aan de jaren tachtig – een talkshow in goede banen te leiden. Ik versta geen jota van het gesprek, maar het ziet er tegelijk doodserieus en extreem bespottelijk uit.

Cemal Yilmaz (29), zoon van de eigenaar, versta ik wel. ‘Ik ben geen racist, maar die Oost-Europeanen zoeken boel, ze steken mensen dood en wiens schuld is het dan weer? De onze’, zegt de jonge Turk bij wijze van introductie. Hij maakt zich ernstig zorgen over de samenlevingsproblemen. ‘Ik wil dat er een oplossing komt, maar hoe die er moet uitzien? Geen idee. Misschien zou een nieuwe regering al een goed begin zijn?’

Ik vraag hem wat dan wel het probleem is. ‘Dat ze iedereen hebben binnengelaten, natuurlijk’, zegt hij, mij achterdochtig bekijkend. Alsof ik dat nu niet weet. ‘Mensen moeten zich beter integreren. Ja, ook de Turken. We zijn hier nu al veertig jaar in België en nog altijd zijn er veel Turken die geen Nederlands spreken.’

Hopend dat ik de Turkse trots niet te veel krenk, pols ik voorzichtig naar de koppelbazen waarover de afgelopen weken al het een en ander is opgedoken in de Vlaamse pers. Cemal en zijn kameraad Kadir Akkas (42) denken dat dat allemaal wat overdreven is. Iets van vroeger. ‘Vergeet niet dat veel Oost-Europeanen net dankzij de Turken een job en een huis vinden. Ze gebruiken de Turken om te leven’, stelt Kadir zelfs. Cemal knikt: ‘Bij een Belg zouden ze niet gemakkelijk iets kunnen huren.’

De twee stippen ook aan dat de Turkse gemeenschap investeert in België. ‘Polen komen naar België om zich kapot te werken, maar al hun geld vloeit terug naar hun thuisland. Zelf blijven ze ook niet. Wij wel. Wij kopen huizen en beginnen zaken. Dat is goed voor de economie’, vertelt Cemal. ‘Ik merk wel dat steeds meer Bulgaren ook van plan zijn in België te blijven.’ Hij vindt dat positief.

‘De echte Belgen zijn jammer genoeg weggetrokken uit de buurt’, betreurt Cemal, al begrijpt hij maar al te goed waarom. Hijzelf woont evenmin in het Rabot, maar pal in het stadscentrum, vlak bij de Gras- en Korenlei. ‘Ik zou niet in deze straat willen wonen. Liever rustig tussen de Belgen’, grijnst hij. ‘Wij hebben de mentaliteit van de Belgen overgenomen. We zijn geïntegreerd. Maar toch hebben ook wij geen land. In België zijn we nog altijd geen echte Belgen. Mensen zien onze bruine huid, en denken nog altijd in de eerste plaats: een allochtoon! In Turkije worden we dan weer beschouwd als Europeanen. Soms voelen we ons zigeuners in eigen land. En ik weet nu zelfs niet wat ik bedoel met ‘mijn eigen land’!’, lacht Cemal. ‘In Gent voel ik mij wel nog altijd het best thuis. Dit is waar we leven.’

Na afloop van de odyssee is Cocquyt onder de indruk. ‘Kijk, het is dan toch gelukt om al die verschillende mensen te ontmoeten en contact te leggen. Daar ben ik blij om. Het is dus mogelijk’, zegt hij met hernieuwd enthousiasme. Zijn geloof in het multiculturele sprookje is daarmee niet hersteld, maar stilletjes hoop ik dat hij werk zal maken van een caféplan over allochtone cafés. Al was het maar opdat de Vlaamse villabewoner een pintje kan gaan drinken met Musa.

4 comments

  1. Sprookje? Als in stichtelijk verhaal waarin allemaal enge dingen gebeuren? Aardig verhaal om te lezen, goed geschreven.6 jaar geleden woonde ik daar, die Turken denken nog altijd hetzelfde over de oost-europeanen 😉

  2. Doet me denken aan 1991-half 1997 toen ik aan de rand van die buurt werkte: Toen al vluchtten de eerste Turken weg uit die buurt* en toen al klaagden de Turken dat de toestroom uit ex-Joegslavië een slechte zaak was voor de buurt en dat hun winkels daar nadeel van zouden ondervinden.
    *Die jonge koppels vluchtten toen weg om te ontsnappen aan de sociale controle van hun Turkse landgenoten.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s