Bureau


Mijn bureau is een aangename plek. Ik zit er graag, meestal enigszins voorovergebogen op een Spartaanse houten kruk. Achter mij staat een groot boekenrek vol literatuur. Als het plotsklaps omver zou vallen, ben ik gegarandeerd dood. Maar zo te sterven aan mijn computer onder wijsheid op papier, daar kan ik mee leven.

Laat ik mijn blik boven het scherm van mijn iMac kruipen en recht ik tegelijk mijn rug, dan zie ik de vroegere salon van mijn grootouders, een driedelig stuk meubilair dat al vijftig jaar meegaat en dat ik met trots en dankbaarheid in mijn huis geparkeerd heb.

En dan is er het raam, mijn blik op de wereld, die zich vanuit mijn oogpunt toont als een groot uitgevallen verzameling garageboxen te midden van een huizenblok niet ver van het Gentse Sint-Pietersstation. Van op mijn bureaukruk kan ik immer de klokkentoren van dat station zien.

Dat raam is belangrijk. Het zit aan de juiste kant. Als de zon schijnt, vallen haar stralen gedurende het grootste deel van de dag binnen in mijn werkplek, die onder andere daardoor zo aangenaam is.

Mijn bureau is een aangename plek en ik zit er graag, maar ik stel na enkele maanden vast dat het er misschien een beetje té aangenaam is. Ik kom nauwelijks nog buiten, en dat is nefast voor mijn schriftelijke productie. Als ik buitenkom, is het meestal voor een journalistieke opdracht, mij aangeboden door De Werktitel dan wel De Standaard, een sympathiek dagblad dat meestal mijn grappen schrapt maar toch af en toe de ‘F.’ in mijn naam laat staan. Zou ik de edele kunst van de humor dan toch niet in de vingers hebben, zoals wijze lieden al eens durven te beweren?

Los daarvan is het niet om te lachen als ik zeg dat ik te weinig buiten kom. Ik heb pertank geen tv waarmee ik mijn tijd kan vergooien. Het raam van mijn bureau is, naast het internet, het enige venster op de wereld dat te mijner beschikking staat. Dat internet is de boosdoener. Het inspireert mij nauwelijks om iets te schrijven dat langer is dan de 140 tekens die Twitter zijn gebruikers toestaat. Ik zit zogezegd een hele dag non-stop informatie te verwerken (onder andere omdat ik zo – ahum – slim geweest ben om de eindredactie van een bepaald journalistiek laboratorium op mij te nemen), maar wat ik feitelijk doe, is informatie doorsluizen zonder er zelf mee aan de slag te gaan. Het enige waar ik, althans qua eigen tekstuele productie, toe in staat lijk, is oneliners verkopen als statusupdates op de Facebookpagina van De Werktitel. Verkopen? Ha! Dat zou impliceren dat ik er geld mee verdien.

Geef mij echter een sigaret en vijf minuten, maar vooral vijf minuten, en ik loop hier het blokje om en kom terug met een idee voor een tekstje. Zoals zonet gebeurd is op deze frisse feestdag aan het begin van een nieuw jaar vol ellende in vele soorten en gewichten. Er wachtte mij geen eindredactiewerk, alleen de afwas van gisteravond, dus kon ik na de familiale plichtplegingen die bij een eerste januari horen gerust nog een wandelingetje maken.

Meteen zat m’n kop vol ideeën. Ik zou iets schrijven over hoe mijn bureau een te perfect en te besloten wereldje is dat niet appelleert aan mijn gevoel voor verontwaardiging. Terwijl de echte wereld naar de kloten aan het gaan is, zit ik comfortabel (Spartaanse houten krukken wennen) achter m’n computer enthousiast te wezen over de primeurs die De Werktitel vergaart. Terwijl het maatschappelijke weefsel zo vermolmd is dat een simpele scheet voldoende is om het omver te blazen, is mijn voornaamste zorg dat ‘de mensen’ de blog van Jos Ghysen wijzer vinden dan de mijne. Ik zou verdomme weer eens iets schrijven, want het was al van november vorig jaar geleden. Van mijn kloten maken dat de tv het middenveld vervangen heeft en dat dat om de een of andere reden een schande is. Aan mijn publiek laten weten dat ik er nog ben.

Ik heb nog nooit goede voornemens gehad, zeker niet aan het begin van een nieuw jaar. Maar kijk, vandaag is er mij toch eens eentje te binnen gevallen. Ik ga mezelf verplichten om minstens één keer per week buiten te komen en zomaar wat rond te lopen. Niet actief op zoek naar een verhaal, maar gewoon passief te hoop lopend. Daarbij komt de belofte dat ik minstens twee keer per week iets op deze blog zal posten. Het hoeft niet altijd een doorwrochte tekst te zijn, een afbeelding of een filmpje kan ook. Inderdaad, een filmpje, dat leest u goed. Ik heb sinds enige tijd een Flip Mino HD en dat spel zit altijd in een van de twee binnenzakken van mijn vest (in de andere zit een notitieboekje en mijn trouwe Parkerpen). De eerste keer dat ik met die Flipcamera door Gent trok, kon ik trouwens al meteen een wreed accident filmen:

Mijn blog zal ik voortaan gebruiken als mandje voor de eiers die ik niet kwijt kan bij De Werktitel of bij De Standaard. Voor De Standaard moet ik geen essay schrijven over het feit dat de media een tikkeltje vierkant draaien, want Geert Buelens kan dat veel beter. En op De Werktitel moet ik geen filmpjes plaatsen van een kerstkatje dat lief in de lens kijkt, want mijn hoofdredacteur krijgt acute reuma van schattige-beestjesjournalistiek:

Op deze eerste januari ben ik alvast prima gestart om mijn Goede Voornemen om te zetten in daden, vind ik. En dat zonder ook maar met één woord te reppen over De Morgen, hoewel daar nochtans een gegronde reden voor is aangezien die krant bij het overnemen van een primeur van De Werktitel bewust de bron achterwege liet. Mijn bureau is echter een veel te aangename plek om me nog druk te maken over dat soort wereldse ongein.

6 comments

  1. Buurman, over beter, overbuur: lees ook eens Umberto Eco, Apocalypse Postponed: (ik citeer uit een bespreking)
    An erudite and witty collection of Umberto Eco’s essays on mass culture from the 1960s through the 1980s, including major pieces which have not been translated into English before. The discussion is framed by opposing characterizations of current intellectuals as apocalyptic and opposed to all mass culture, or as integrated intellectuals, so much a part of mass culture as to be unaware of serving it. Organized in four main parts, “Mass Culture: Apocalypse Postponed,” “Mass Media and the Limits of Communication,” “The Rise and Fall of Counter-Cultures,” and “In Search of Italian Genius,” Eco looks at a variety of topics and cultural productions, including the world of Charlie Brown, distinctions between highbrow and lowbrow, the future of literacy, Chinese comic strips, whether countercultures exist, Fellini’s Ginger and Fred, and the Italian genius industry.

  2. Ouwen brol, maar nog steeds actueel. Helaas, bij mij nu in het bezit voor zeker drie weken nog, via de bib. De vertaling van de titel is: “De Structuur van de Slechte Smaak.”
    Het geeft helememaal weer w

  3. Tim, wie is die leuke vrouw die vanaf 1:27 min. in beeld is en steeds met haar linkerhand iets in haar mond steekt? Na twee keer kijken heb ik heel sterk het gevoel dat ze mijn leven ingrijpend kan veranderen!

Geef een reactie op Rudy Gevaert Reactie annuleren