Schoon Gents


Het Gents zakwoordenboek van Freek Neirynck.
Het Gents zakwoordenboek van Freek Neirynck.

Freek Neirynck was ooit een boer, maar thans is hij als perfesser Gensch beter thuis in het Gents dan vele van zijn stadsgenoten. Onlangs verscheen zijn Gents zegswijzenboek, maar ook zijn Gents zakwoordenboek blijft geestig. Een overzicht van de wijste Gentse woordjes.

Een woordenboek lezen doe je meestal niet voor je plezier, maar dialectwoordenboeken vormen een serieuze uitzondering op die regel. Daarin doe je steevast geestige ontdekkingen. Ik heb me eerder al ferm vermaakt met het Woordenboek van de Vlaamse dialecten van de UGent en het Modern verdwijnwoordenboek van van Dale.

Onlangs is van Freek Neirynck (geboren te Tielt, maar tot wasdom gekomen in Gent) een Gents Zegswijzenboek verschenen. In afwachting daarvan heb ik zijn Gents zakwoordenboek uitgelezen. Veel woorden daarin lijken sterk op hun standaardtalige tegenhanger of hun Franse origineel, maar er zitten ook vele termen tussen die op zichzelf staan en zelfs niet in andere dialecten voorkomen.

Hieronder een selecte van de woordekens die mij het meest konden bekoren en die ik vaker zou moeten gebruiken, in spreek- én schrijftaal.

A

afgepetoatert heel erg moe
appeltsjoeze 1. rode suikerappel, pomme d’amour; 2. oorveeg

B

balgveulder slokop, veelvraat
beirkuipe 1. geervat; 2. zwaarlijvig mens
bekroeze(n) bedrinken
bleutsuuft onintelligent persoon
bloasuuft opschepper, blaaskaak
bloendekapper 1. beenhouwer, slager; 2. (politie)sabel; 3. politieagent
bloomzak vadsig, immobiel persoon
bremsteg bronstig, loops

D

dzjoel 1. pantoffelheld; 2. slomerd; 3. nietsdoener

E

eepateere(n) doen
eierschijter bleek persoon
ertefritter chagrijnige, criticaster

F

fanfreluusjkes wansmakelijke ornamenten
fatiegeere(n) 1. moe makend; 2. vervelen
fierlantswoander oorveeg
floosje 1. kwast; 2. lul

G

gatlekker 1. vleier; 2. kruiper
gefliekflak geflikflooi
geloest (goed) van borsten voorzien
gemamt van borsten voorzien
gerre 1. spleet; 2. vagina
getiektakt gedreven, aangezet tot
gietekeutel 1. uitwerpsel van een geit; 2. onbelangrijk, onbenullig iemand

J

joodenzwiet slappe koffie

K

kaduuk(elijk) 1. onvolmaakt, gammel; 2. ziekelijk
kerresmerte aandoening aan de bips
kiekendief 1. kippendief; 2. wouw; 3. scheldnaam voor roodharige
kleinke 1. deurknop; 2. grof woord voor vagina
klookuuft dommerik
kluite(n)kliever vrek
kluutenschuurder 1. lui iemand; 2. ongeëngageerd persoon
krijs(ch)er pleurant, (betaalde) wener op een begrafenis
kroakemandel 1. gepofte, gezouten erwten op straat en in cafés verkocht; 2. klein persoon
kwiestenbiebel grappig persoon

L

labekak(ker) beunhaas, bange man, lummel
laberachteg onverzorgd
labezoete luie, slome vrouw
lammetsjanne luie vrouw
lavertegoart lafaard in het kwadraat, lafhartige
leegvel luie vrouw
lollekestriebenoal vredegerecht

M

madaam piepie toiletdame
mankepetsjanke(n) moeilijk, sukkelachtig gaan
mo(o)stoartschijter bange, flauwe vent

N

noardretse(n) achternalopen
noastbestoansel bloedverwant
noonepisse slappe koffie

O

olekebolekekoas gezelschapspel met 9 vakjes waarbij men rijen moet maken met ‘x’ en ‘o’
oliedeuts 1. oliebol; 2. sukkel
oopgepomponeert (overdreven) geschminkt
oopscharte(n) verleiden, binnen doen

P

pampele(n) bepotelen
peekelteeve zure of kijvende vrouw
petoaterbeschuut(se) allerliefste
pieloetses opkomende borstjes
pierjankloas zwakkeling
pietoe viespeuk
plakatief plakkerig, kleverig
plamoaster 1. klap in het gezicht; 2. grote hoeveelheid
poepescheet(s)e 1. achterwerk; 2. lieveling
pregge gierige vrouw
preut(e)dekker minuscuul vrouwenslipje
puurtsjesvolk plebs

R

reufte astrant kereltje
rijs(t)papgat slap, gerimpeld achterwerk
roskameinge pak slaag

S

sakreenoendepietsjes verdomme
schamfeleerkes valse borsten
schuifele(n) fluiten
seskes stuipen, vallende ziekte
sjamfoeter schoft
Slechtemansberg Sint-Amandsberg
sparadrap pleister
steertenterter belediger

T

tangerachteg hunkerend
tantewannekes praatjes, smoesjes, tralala
teutele(n) stotteren
tootentrekker huichelaar
trak plankenkoorts
treute zagerige vrouw
tsjoepe(n) 1. (verkeers)kegels; 2. puntige uitsteeksels; 3. stelen

V

verbastadeere(n) verbasteren
verdes(t)eleweere(n) verknoeien
vermasakreere(n) vernielen, verminken
vuile taluure stripteasetent op de kermis

W

Waloenpeijie Wallonië
welgemoakt lichamelijk bevallig
wieteleire 1. verdwaalde; 2. penis
woalekop Zuid-Belg
woaterloeze ferme vrouwenborst

Z

zeemels zenuwen
ziektiele piskous, incontinente vrouw
ziepbaroen omhooggevallen iemand
zijpgat afhangende kont
zoetwoatersjienees persoon van vreemde origine

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s