Motoren


Vandaag houden in Gent ruim 3.000 motorrijders een protestmars. Ze eisen veiliger wegen. Ze eisen dat de overheid ook eens aan hún fysieke integriteit denkt. Met motorjournalist Bart De Schampheleire ging ik op zoek naar enkele levensgevaarlijke punten voor motorrijders. Vandaag in De Morgen.

Een ferm ingekort artikel met een mooie foto van Jonas Lampens.

Soms bereid je een reportage al weken op voorhand voor. Met een gids die vaak in het buitenland zit en fotografen die een drukke agenda hebben, is een datum vastleggen geen makkie. Maar goed, uiteindelijk lukt dat toch en trek je op pad. Als de zon dan ook nog eens van de partij is, prijs je jezelf gelukkig.

Tot de actualiteit opeens tussen je plannen komt bromfietsen in de vorm van een opstappende Frank Vandenbroucke en een gevild Syrisch meisje. Dan wordt je reportage noodzakelijkerwijze geamputeerd – nieren en lever vliegen eruit, armen en benen worden bijgesneden en het hart van de tekst wordt ingesnoerd. Niets aan te doen, nieuws gaat altijd voor. Dat weet je als je schrijft voor een gazet.

Gelukkig staat er op internet geen limiet op het aantal tekens, zodat ik de oorspronkelijke, veel langere versie hier kan publiceren.

Veel rijplezier en wees voorzichtig in de bochten. Vangrails zijn er niet op deze website.

Vandaag houden vele honderden motorrijders een protestmars in Gent. Het staat ze niet aan dat er zoveel gevaarlijke plekken zijn op de Vlaamse wegen. Er wordt te weinig aan hen gedacht, luidt het. De Morgen liet zich op de motor rondrijden langs enkele verraderlijke punten.

We hebben afgesproken in Gent. Met een zware BMW 1.600 GT rijdt Bart De Schampheleire (35) de Kouter op. Hij heeft mee: een extra helm en een paar beschermende motorhandschoenen. Even later kruip ik nogal stuntelig op het passagierszitje van de kloeke tweewieler en hobbelen we door het drukke stadsverkeer.
De Schampheleire is een gids met ervaring. Motorrijden is zijn beroep: al vier jaar schrijft hij voor het magazine Motoren & Toerisme. Meer nog dan zijn bureau is zijn motor zijn werkplek. Als bereden journalist is hij voortdurend op de baan om nieuwe modellen uit te testen.

“We hebben geluk met het weer”, merkt De Schampheleire op. Inderdaad, voor de verandering regent het eens niet. Wel staat er ondanks de blauwe hemel een strakke wind. Stilletjes hoop ik dat ik niet van het passagierszitje zal waaien zodra we ons op de autosnelweg begeven. Maar eerst nemen we een kijkje aan het Gentse Lippensplein, een druk knooppunt waar zeven straten op uitkomen en twee tramlijnen passeren. Door het vele busverkeer ligt het wegdek er glooiend bij – zelfs het zebrapad lijkt een waar hindernissenparcours. De kasseien zijn af en toe voorzien van een vormeloze laag asfalt. De metalen plaat van de tramwissel ziet er best onschuldig uit, maar biedt geen centimeter houvast zodra het geregend heeft.

“Je mag hier maar 30 per uur. Maar als je zo traag over de kasseien rijdt, heb je miserie om overeind te blijven”, vertelt De Schampheleire. “Als je sneller rijdt, heb je daar minder last van. Maar als je dan in de remmen gaat en het heeft geregend, lig je er. Dan staat er honderd man te supporteren en te lachen, maar niemand zal je komen helpen.”

De volgende halte is de Willem Van Nassaustraat. Het is een korte maar steile kasseiweg nabij het Citadelpark. Het wegdek zit vol putten. Sommige zijn zo diep dat een creatieve stadsdienst er hekkens rond geplaatst heeft. SUV-bestuurders halen hier hun hart op, maar met een motor probeer je maar beter tussen de vele gaten te slalommen.

Slalommen is sowieso een must in de stad. Het valt me op hoeveel keer De Schampheleire moet uitwijken voor een plots overstekende voetganger. Je kunt je als motorrijder geen seconde onoplettendheid veroorloven. En dan nog kan het noodlot toeslaan, zo mocht mijn gids zelf ondervinden. Enkele maanden geleden kwam hij zwaar ten val door een overstekende kat. “Ik ben erover gereden en tegen de grond gegaan. Ik heb enkele ribben gebroken en mijn milt was beschadigd. Een stuk van mijn rug is nu gevoelloos”, zegt de motorjournalist.

De Schampheleire heeft geluk dat hij het ongeval nog kan navertellen. Zijn collega Ruben Van Den Bossche was minder fortuinlijk. Een te hoge vangrail werd hem fataal. ‘Hij is onder de vangrail gegleden en kwam met zijn rug tegen een paaltje terecht. Zijn ribben hebben zijn hart en longen geperforeerd. Dan is het meteen gedaan”, vertelt de motorrijder somber.

De te hoge vangrails zijn de reden waarom de protestactie begonnen is. Enkele maanden geleden raakte Lorenzo Millecaen (21) uit Evergem zwaargewond toen hij in het Gentse havengebied op de grond viel en tegen een paaltje van zo’n vangrail smakte. Op dezelfde plek, een helse bocht vlakbij de papierfabriek Stora Enso, vielen de voorbije drie jaar al acht doden en 23 zwaargewonden. Vader Marc Millecaen – zelf motorrijder – kon de onverschilligheid van de Vlaamse overheid niet langer verdragen en zette een grote protestmars op het getouw.

“Bij het uittekenen van de weginfrastructuur moeten motorrijders bijna als zwakke weggebruikers gezien worden. Maar motards krijgen de laagste prioriteit”, zucht De Schampheleire. “Je kunt niet eisen dat al je eisen perfect opgevolgd worden, maar soms zouden ze toch wat meer rekening mogen houden met ons. Als motorrijder begin je al met een achterstand omdat de mensen je als een halve zot beschouwen. Mijn baas zegt altijd: ‘Je moet er als motard altijd van uitgaan dat alle andere weggebruikers idioten zijn.’ Jij moet de problemen altijd proberen te voorzien en ervan uitgaan dat de rest jou niet ziet.”

We zetten koers richting de Vlaamse Ardennen, waar het niet alleen aangenaam cruisen is, maar waar de argeloze motorrijder ook al eens stevig verrast kan worden. De eerste halte is de spooroverweg aan het station van Gontrode, een deelgemeente van Melle. Die oogt ongevaarlijk genoeg, maar een jongen op een Dax stelt zich recht op de voetsteunen als hij de sporen oversteekt. Zelfs automobilisten gaan fors op de rem staan als ze de spooroverweg naderen. De Schampheleire laat me afstappen en demonstreert waarom: als je er met enige snelheid over rijdt, ga je met de wielen van de grond. Het lijkt wel een dubbele schans. “Als je vrouw achteropzit, ben je ze hier kwijt wanneer je niet remt”, waarschuwt De Schampheleire.

In Oosterzele toont hij ons een waar kunstwerk. De Schampheleire heeft er een gepaste naam voor: de Mondriaanse Steenweg. In de bewuste Meerstraat zijn hele stukken van het wegdek in het groen geschilderd. Waarom, dat is niet meteen duidelijk, maar wat wel zeker is, is dat de groene stroken spekglad worden zodra het een beetje geregend heeft. Eén groene strook bevindt zich ter hoogte van een vernauwing waar ook nog eens paaltjes staan, zodat motorrijders extra veel kans maken op levensbedreigende letsels wanneer ze uitglijden. Ook een kruispunt is helemaal in groene verf getooid.

Het gevaar is echter niet altijd even opvallend. Enkele kilometers verder, in het vredige Balegem, wijst De Schampheleire op een ogenschijnlijk onnozele hindernis. Het betreft de aansluiting van de Boerestraat op Walzegem. Die bestaat uit klinkers. De klinkers verzakken tegenover de betonnen platen van Walzegem, zodat er een hoogteverschil ontstaat van vier centimeter – precies op de plaats waar motorrijders een beetje hellingshoek moeten halen om de bocht te ronden. Geen probleem voor een wagen, maar voor een motor is het een verraderlijk obstakel, zeker als het donker en glad is. Opeens schiet je voorwiel weg en beland je in het decor of, erger nog, onder een voorbijdenderend landbouwvoertuig. “Iedere overgang met klinkers is gevaarlijk”, weet De Schampheleire. “Na twee jaar beginnen die klinkers gegarandeerd te verzakken.”

Om de rit wat avontuurlijker te maken neemt de motorjournalist ons mee naar de Lange Munte in Scheldewindeke. Op de woeste kasseibaan van wel twee kilometer lang beginnen mijn organen zowaar tegen elkaar te pogoën. Het heuvelachtige landschap rondom ons is prachtig en ik heb het gevoel dat ik het van zéér nabij zal leren kennen als de motor over een al te grote bobbel in het wegdek dendert. “Hier moet je wel snel rijden. Dan heb je minder last van de bulten”, zegt De Schampheleire nadien. “Het stomme is dat er een parallelweg is die veel beter berijdbaar is, maar om de een of andere reden staat die niet aangeduid.”

We laten de Vlaamse Ardennen achter ons en stuiven naar de E40. Daar verwacht je niet meteen veel obstakels, maar niets is minder waar. “De grootste blunder die men kon begaan, is de lichten doven op de autosnelwegen. Dat is dodelijk voor motorrijders. Ja, in Frankrijk is dat al lang zo, maar daar staan er langs beide kanten reflectoren. Hier zijn die er ook, hoor. Maar het gras staat een meter hoog, zodat je ze niet ziet”, sneert De Schampheleire. “De Franse autosnelwegen liggen er nagenoeg perfect bij, hier in België heb je soms gedurende honderden meters een teerstrook. Die worden spiegelglad als het regent.”

Hij toont ons een voorbeeld van zo’n teerstrook, op de E403 ter hoogte van het West-Vlaamse Ruddervoorde. Terwijl de wind hard zijn best doet om me van het passagierszitje te blazen zie ik dat wegenwerkers hun best hebben gedaan om de spoorvorming tegen te gaan. De twee geulen op de rechterrijstrook zijn opgevuld met teer. Comfortabel voor automobilisten, maar wat ben ik blij dat het niet regent.

Dergelijke gemakkelijkheidsoplossingen zijn niet het enige gevaar op de autosnelweg, weet De Schampheleire. Ook het tijdstip is belangrijk. “De vrijdagavondfile richting kust is het ergst. Mensen zijn moe na een week werken. Ze zijn niet meer bezig met autorijden en op de achterbank zitten op koop toe drie gillende kinderen met schopjes naar elkaar te smijten. Dan gebeuren er al eens ongelukken door onoplettendheid”, vertelt mijn gids.

“Ik begrijp ook niet dat de overheid en de verzekeringsfirma’s niet investeren in een voortgezette rijopleiding. Er zouden al meteen heel wat minder ongevallen gebeuren”, zegt hij overtuigd. “Met motoren kun je iets doen aan het mobiliteitsprobleem, maar de overheid beschouwt ons nog altijd als een slechte statistiek, een hindernis voor het verkeer.”

Volgens een studie van het onderzoeksbureau Transport & Mobility Leuven die deze week werd geplubliceerd, zou 10 procent meer motorfietsen op de autosnelweg zelfs 40 procent minder file betekenen. “Indien we – engiszins ambitieus – niet 10 procent maar 25 procent van de auto’s zouden vervangen door motorfietsen, dan is er van files, van verliestijden en van filekost al helemaal geen sprake meer”, schrijven de onderzoekers.

Tenzij natuurlijk wanneer het verkeer vastloopt door een zwaar ongeval, bijvoorbeeld wanneer een motorrijder het slachtoffer werd van ondoordachte weginfrastructuur. Als we in Beernem weer de E40 oprijden, wijst De Schampheleire op een grote witte pijl in de bocht van de oprit. “Ook gevaarlijk glad als het nat is. Ik ken deze bocht, maar als je dat niet weet, rijd je recht over die pijl en schuif je zo van de baan”, zegt hij. “Daar komt motorrijden steeds meer op neer: weten waar de gevaarlijke punten zijn en ze vermijden.”

3 comments

  1. Volledig mee akkoord dat motorijders meer bescherming mogen genieten in het verkeer. Toch wil ik opmerken dat een klein deel van de motorijders het toch wat “verkloot” voor de rest.

    Hoe je het ook draait of keert, er zijn toch enkele onder hen die schijnbaar alle verkeersregels aan hun laars lappen.

    1. Daar ga ik volledig mee akkoord. Daar gaan zelfs vele motorrijders mee akkoord. Zeer pijnlijk voorval: in hetzelfde weekend als de protestmars zijn twee motorrijders om het leven gekomen. Niet door slechte straatinfrastructuur, wel door overdreven snelheid.

      Het blijft goed om te beseffen dat het nog altijd een minderheid betreft die zich overgeeft aan onverantwoord rijgedrag.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s