Het is voorbij. Over en uit. Elke cel van ons lichaam is verzadigd, onze mitochondriën zijn uitgeput, de neuronen in onze kop hebben afkoeling nodig. De Gentse Feesten waren top, kreunend kruipen we in ons bed.
[Dit verslag is eerst verschenen op de website van De Morgen.]

De laatste nacht is de meest frisse. Toch kijken ook vannacht de sterren welwillend op ons neer. De maan fronst een beetje: wat is dat toch met die Gentse Feesten en die Gentenaars en hun stad die maar niet wil slapen? Maar het langzame wassen van diezelfde maan is een uitgesponnen knipoog, ons vriendelijk toegeworpen door het heelal.
Aan de Vlasmarkt verwelkomt kapelmeester Jurgen mij. “Er staat zeer veel volk. Allemaal mensen die het niet begrepen hebben”, moppert hij. “Je hebt de Gentse Feesten meegemaakt als je enkele dagen afsluit op de Vlasmarkt, niet als je alleen op de laatste dag komt opdagen. In het ideale scenario sta je hier tien dagen aan een stuk, maar dat kan ik niet meer op mijn leeftijd.”
Aan de tent van de Kinky Star staat jazzcat Vos me op te wachten. Zijn lichaam blaakt, een vuurtoren boven een woelige zee. “Deze massa kolkt niet, dit is het wereldkampioenschap surplacen”, observeert Vos. “Hoe was het gisteren?”

“Ah, dat was weer de beste avond. Een bouillonblokje, een concentraat van de beste mensen”, antwoord ik. “Maar al het volk dat hier nu staat, dat zijn mensen die een tentoonstelling bezoeken op de finissage.”
“Ze zouden dat moeten tegengaan door op de finissage wijn te schenken die nóg slechter is dan op de vernissage”, suggereert Vos, die het een en ander kent van zowel tentoonstellingen als wijn.
Daar is Bram, de man die zijn geliefde zelfs op de Vlasmarkt opgewonden gilletjes weet te ontlokken. “Pintjes?”, vraagt de gehaaide manager.
“Ja, doe maar zo proletarisch mogelijk”, zegt Vos, die bekendstaat als volksvriend.

“Voor mij een premiumpilsje, graag”, bestel ik.
Een jongedame komt haar beklag doen. “De Gentse Feesten zijn de VTM-feesten geworden – uitgezonderd de Vlasmarkt dan”, stelt Aline. “We zijn onderweg onze ziel verloren. Mijn ma was een hippie, als kind konden we tijdens de Gentse Feesten op de Groentemarkt buitenspelen. Nu is het allemaal commercie. Een feest voor dikke ganzen. En hoeveel frikandellen kun jij binennspelen?”
De muzikant Sam zweeft voorbij op zijn wolk van endorfine. “Alles is liefde!”, meldt hij ons.
“Ach, misschien worden we gewoon ouder en missen we de pointe?”, vraagt Aline zich af.
Alsof jonge snotneuzen de pointe niet missen. Zij beseffen gewoon nog niet dat ze op zoek zijn naar iets wat ze nooit zullen vinden, dat ze over enkele jaren badend in het angstzweet wakker zullen schieten, met wanhoop en schaamte als enige compagnie.
Ik ga Sarah groeten. Zij heeft haar schaamte opgetild tot hogere kunst. “Ik zit in de fleur van mijn leven en ik ben op zoek naar poepinge”, meldt ze.

“Poepinge?”
“Ja, dat betekent dat ik wil poepen. Ik dacht dat het hier vanzelf op mij af zou komen, maar het komt niet, en ik dus ook niet. Er zijn wel veel kandidaten, maar ze zijn niet goed genoeg.”
Oei, mijn telefoon gaat. Verdomme, ik ben te laat om mijn belbak op te nemen. Al drie gemiste oproepen, hoe is dat mogelijk? De beller is een cabaretier die op de dj-toren staat en een quote voor me heeft. Welaan dan, mijn statuut als journalist misbruikend steek ik een rij wachtenden voor en klauter ik op de dj-toren. Beleefdheid wijkt voor een vet citaat.

De oneliner die Dries voor me heeft, is geniaal. Een prachtige wijsheid die de hedendaagse Vlaamse samenleving terugbrengt tot haar hardwerkende essentie. Ik begin ‘m te noteren en dan schieten Dries’ ogen plotsklaps vol paniek.
“O neen, wacht, niet doen! Dat moogt ge niet gebruiken! ’t Is een lijn uit Bevergem!”, slaat Dries zich voor het hoofd. Over Bevergem zal de pers volgend jaar schrijven dat het de beste Vlaamse tv-serie ooit is. Het is het magnum opus van Bart Vanneste en zijn kornuiten. Nu al een lijn openbaren, zou onvergeeflijk zijn.
“Fuck, dju, en ik kan niets anders bedenken!”, raast Dries door. Hij kijkt schichtig om zich heen en haast zich naar beneden. “Bel mij morgen voor oneliners, nu gaat ’t niet meer!”, roept hij nog, bijna zijn dood tegemoet struikelend.

Op de toren staat ook een échte journalist, en dan nog één die berucht is voor de striemende manier waarop hij verschillende vormen van nuance met elkaar combineert. “Jij hebt geen deontologie!”, verwijt hij me. “Núl deontologie! En durf dat niet opschrijven!”
Ik gooi mezelf weer van de dj-toren, want ik er ligt een veel exclusiever plekje te lonken: het podium van jongerenzender Urgent.fm, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt over de Vlasmarkt.
Samen met de jonge Helena eet ik er een boterhammetje met uufflakke. “Zie al dat volk”, zegt zij in haar schoonste Gents. “Iedere Gentenaar zou hier moeten staan. Als je niet naar de Feesten komt, heb je niet de ziel van een Gentenaar. Drink desnoods Red Bull of duust Irish coffees om wakker te blijven, maar je moet blijven gaan!”

Nikolaas van het Botramkot roept ons tot de orde en zet ons aan het werk. We gooien honderden knuffeldieren het publiek in, de massa wordt zot. Het hoe en het waarom ontgaan me compleet, maar het is de max.
Wanneer de adrenaline gaan liggen is, glijd ik weer naar de overkant van het plein. Elke, een vrouw met krasjes op haar ziel, staat er klaar met een conclusie over de Vlasmarkt. Achter haar zonnebril verbergen zich vochtige ogen, maar haar glimlach toont zacht geluk. “Dit is beste therapie die ik me kan inbeelden”, zegt ze tussen twee slokken Irish coffee door. “Ik had thuis kunnen blijven om heel veel te wenen of ik kon naar hier komen. En kijk, ik sta hier, ik ben ervoor gegaan, en daar ben ik blij om.”
Even verder staat Jeroen, een oude schoolkameraad. Op de Vlasmarkt hebben we elkaar al vaker gesproken dan in alle jaren dat we samen op de schoolbanken zaten. “Mijn lichaam is blij dat het gedaan is”, zegt hij. “Het was wat aan het protesteren.”
Ook Adrien Cocquyt verlaat het plein. “Fuck de Gentse Feesten! ’t Is gedaan!”, roept hij vrolijk. “Volgend jaar opnieuw.”

De veegwagens van Ivago rijden de Vlasmarkt op, de massa wordt uit elkaar gedreven. Traditioneel gaan mensen aan de karren hangen. “Als ge thirty something zijt en ge hangt nog altijd aan die Ivago-wagens, dan zijt ge een triestigaard”, oordeelt Tom, een fotograaf met twee ogen, zuchtend.
Vannacht hebben we putatief nachtburgemeester Edmond Cocquyt Jr. niet gezien, hij moest bekomen van de klop tegen zijn kop. Hij komt tenminste nog opdagen om de opkuis mee te maken. Zijn linkeroog zit potdicht, zijn wenkbrauw is gehecht, maar hij is er geraakt. “Ik bedank al jaren de sfeerbeheerders omdat ze ervoor zorgen dat alles hier in een gemoedelijke sfeer plaatsvindt”, zegt hij. “Vroeger durfden de flikken hier bijna niet komen, maar nu amuseert iedereen zich om daarna naar huis te gaan.”
Ook Edmond Senior, vader van het woelwater van de Vlasmarkt, staat de chaos met pretoogjes te bekijken. “Dit is het moment waar het op aankomt, nu moet je hier tussen het volk staan”, grijnst de bezadigde Gentenaar.

Het is de laatste keer dat de Gentse Feesten definitief afgesloten worden op dinsdagochtend. Vanaf volgend jaar beginnen en eindigen ze een dag vroeger. Dat betekent helaas dat onze beste avond, het bouilonblokje van de Feesten, de zo rustige, maar intense tweede zondag, de receptie voor de hardleerse Gentenaars waar geen toeristen op uitgenodigd zijn, verdwijnt. Ik zou me daar zorgen over kunnen maken, maar mijn kop en mijn lijf hebben hun bekomst van de Feesten.
Het moet wel een topeditie geweest zijn, anders was dat punt van verzadiging nooit bereikt. En nu mag de winter gaan beginnen. Ik verlang naar porto bij een open haardvuur.