Van drie tot zes


Z’n beste boek. In ieder geval sinds Vergeef mij de liefde (2000). Met Van drie tot zes (2011) heeft Herman Brusselmans niet zijn zoveelste roman over de banaliteit van het leven geschreven, maar een grimmig boek over zijn eigen wanhoop.

Het jongste boek van Herman Brusselmans is bijzonder grimmig. En daarom net ook zo goed.

Eind februari stond er een opmerkelijk bericht in de krant: auteur Herman Brusselmans en zijn echtgenote Tania de Metsenaere hebben een latrelatie. “‘Wij houden nog van elkaar, er is géén derde in het spel en we hebben geen slaande ruzie gehad”, zei Brusselmans in Het Nieuwsblad. “Tania en ik brengen nog heel wat tijd samen door en ze blijft allerlei dingen voor me regelen.” Wel huurt De Metsenaere nu een eigen appartement waar ze enkele dagen per week tot rust kan komen, weg van het sombere geraas van haar echtgenoot.

De breuk die geen breuk is, komt er twee jaar nadat Brusselmans in Mijn haar is lang (2009) nog een paginalange, ontroerende ode schreef aan zijn Tania. Die deed vermoeden dat de zwartgallige auteur zowaar gelukkig was en dat zijn relatie niet meer stuk kon:

De huwelijksnacht was hemels, en de dagen die daarna kwamen en die nu nog steeds aan elkaar worden geregen, wat kan ik erover zeggen, schat, dat ik niet al duizend keer onder woorden heb willen brengen, woorden die zeer moeilijk te vinden zijn, en die ik misschien wel simpelweg kan vervangen door de woorden: “Tania de Metsenaere, ik hou van jou.”

Van dat onverwoestbare geluk is in Van drie tot zes geen sprake meer. Nochtans lijkt de roman gedurende de eerste 56 pagina’s nauwelijks autobiografische elementen te bevatten. Brusselmans heeft andermaal een nihilistisch, wreed personage uit zijn mouw geschud: radiopresentator Willem Zundap. Een verrijzenis van de vervelende Danny Muggepuut (uit Muggpuut, De perfecte koppijn en Toos) blijft de lezer gelukkig bespaard. Zundaps levensloop is een aaneenschakeling van groteske onwaarschijnlijkheden. Ook deze roman schijnt vooral gebouwd te zijn op oneliners en absurde dialogen. Tot je opeens bij de volgende passage belandt:

‘Stel je voor’, zei hij tegen Lili, ‘dat je een zeer goede relatie hebt, die van beide partijen komt, en je denkt: dit kan nooit meer stuk, dit is gelukkig voor eeuwig, wat ben ik blij dat een liefde als deze kan bestaan. Dan komt je partner op een dag thuis en zegt: “Ik ben verliefd op iemand anders.” Wat zou je doen?’

Zundap stipt aan dat het niet over hemzelf gaat, maar over “een goede vriend”:

Het was een schrijver die in de jaren tachtig veel succes had, later ging het minder, maar hij kon toch het hoofd boven water houden met z’n literatuur. Hij was al vele jaren samen met de vrouw die hij verafgoodde. Op een dag kwam ze thuis en ze zei, ten eerste, dat het leven met de schrijver haar beklemde, ten tweede dat ze te weinig vrijheid had, en ten derde dat ze dolverliefd was geworden op een ander, overigens iemand die ze al had gekend vóór ze de schrijver had ontmoet, en met dat type had ze toen een korte relatie gehad, en nu, na jaren, was ze hem opnieuw tegen het lijf gelopen, en, zoals ze zei: ze was als een blok voor hem gevallen.

Is die schrijver Herman Brusselmans? We mogen aannemen van wel. “Die hele situatie is behoorlijk vers in deze roman terechtgekomen”, geeft de auteur toe in een interview met Het Nieuwsblad (4/3/2011). Maar, zo voegt hij er meteen aan toe: “Dit is géén letterlijke biografie, maar de scherpte waarmee ik mijn hoofdpersonage Willem Zundap over zijn droommeisje als een trouweloze slet en hoer laat praten, heeft natuurlijk met mijn frustratie van het moment te maken.”

Het droommeisje uit de roman heet Blue – de naam Tania de Metsenaere komt nergens voor in het boek. Terwijl de echtgenote van de echte schrijver slechts op zoek is gegaan naar meer vrijheid, doet Blue er een schep bovenop door het schrijverspersonage te bedriegen met een stompzinnige motorrijder. Zundap haalt er inderdaad beenhard naar uit:

Je hebt vrouwen die een niet-oppervlakkige, in de diepte duikende, van de diverse vormen van humor aan elkaar hangende man een aantal jaren kunnen gedogen, tot ze de limiet bereikt hebben en vertier zoeken bij een andere man, bij voorkeur een die z’n geest nooit op de proef stelt, die liever in zwijm valt dan ooit een boek te lezen, die handen heeft als kolenschoppen, zodat het strelen een oorlogsdaad wordt, die een lul heeft als een lookworst grand cru, en die graag mag opscheppen over z’n lijf, z’n Amerikaanse memorabilia en z’n onbeperkte mogelijkheden om een vrouw niet te laten nadenken.

In zijn hoofd voert Zundap conversaties met het droommeisje:

Waarom ben je beklemd? Ik weet het niet. Sinds wanneer ben je niet meer verliefd op mij? Ik weet het niet. Is het echt nodig om een eigen flat te hebben? Ik weet het niet. Wat is er eigenlijk met jou aan de hand, kutwijf? Ik weet het niet.

Ook tijdens het radioprogramma waarnaar de titel van de roman verwijst, dist Zundap een hoop verhalen op over zijn droommeisje. Langzaam groeit Blue uit tot een verschrikkelijke wraakgodin die koudweg harten uitrukt:

Ik geloof in God, maar niet in Z’n daden. Daar slaat Hij de bal telkenmale mis. God is een mindere god. De enige god die geen mindere is kan niet anders dan een godin zijn. We noemen haar Blue. Het blauwe godinnetje, de bedrieglijke schoonheid, de valse verslindster, de enige vrouw die ertoe doet, minus haar gebrek aan scrupules, haar haat en haar wil om alles kapot te maken.

Zoals wel vaker speelt Brusselmans ook nu weer veelvuldig met de grens tussen feit en fantasie. Hij lijkt de lezer duidelijk te willen maken dat Blue niet zomaar gelijkgesteld kan worden met Tania. Zelfs voor Zundap is Blue imaginair en hij vraagt zich af of zijn publiek dat wel beseft:

Zouden de luisteraars weten dat Blue niet bestaat? dacht Zundap. Of zouden ze weten dat Blue een fictieve realiteit is, en niets anders dan een icoon, dat eerst van goud was, toen van zilver, toen van brons, en nu van lucht.

Die bedenking kan evengoed slaan op de lezers van Van drie tot zes. Tegelijk vermeldt de radiopresentator expliciet dat hij de mijmeringen van de schrijver overneemt. Zo klinkt, via Zundap, de verbitterde en gefrustreerde stem van de auteur regelmatig door in de tekst:

Alles wat goed had kunnen zijn werd verdrongen door verraad. Dit zal het laatste woord zijn dat ik ooit uitspreek. Verraad. Dat ze op m’n grafsteen zetten: hier ligt een verraden man. De man die ’s nachts eenzaam is. De man die de zachte ademhaling van het hondje mist.

Op de allerlaatste pagina’s ontmoeten Zundap en Blue elkaar dan toch. Nog een laatste keer spuwt de radiopresentator zijn gal en verwoordt hij hoe ongelukkig het droommeisje hem maakt, maar uiteindelijk lossen zij samen, als twee schimmen, op in de mist. Eind goed, al goed? Neen. Het besluit van de auteur valt als een ijsblok op een nuchtere maag:

en dit was het enige mogelijke einde van het verhaal van Willem Zundap, en de schrijver van dat verhaal, in de jaren tachtig heel beroemd maar nu een nietige sukkel, staart in wanhoop voor zich uit.

In een interview met het weekblad Dag Allemaal (24/2/2011) gaf de Gentse schrijver te kennen dat hij in een diepe dip zat. Hij wenste echter niet om die moeilijke periode uit de roman te houden – en evenmin om zijn echtgenote te sparen: “Tania ís nu eenmaal een bekend personage in mijn literair werk. Doorgaans in een uiterst positieve context, maar nu eens niet. Het goede in mijn leven uitvoerig beschrijven en het slechte angstvallig verborgen houden, dat kan ik niet maken tegenover mijn lezers.”

In datzelfde gesprek laat Brusselmans vallen dat hij als een bezetene aan de roman begonnen is toen zijn vrouw voor het eerst naar haar nieuwe appartementje trok. Die bezetenheid komt tot uiting in de structuur van het boek: er is geen sprake van hoofdstukken, zelfs niet van paragrafen. Van drie tot zes is één lange column waar werkelijkheid, fantasie en metarealisme elkaar ontmoeten.

“Weet je, dit boek zou ik nu een stuk milder schrijven omdat ik erover heb kunnen nadenken. Meer zelfs: ik zou dit boek nu niet eens meer schrijven”, zei Brusselmans in Het Nieuwsblad (4/3/2011).

De lezer mag opgelucht ademhalen dat de schrijver éérst gevlucht is in de literatuur en dan pas beginnen na te denken is.

2 comments

  1. Bedankt voor deze mooie review.

    Het vat goed de essentie van Brusselmans’ werk samen : hij braakt parels.

    Ik hoop Herman ooit te mogen ontmoeten..
    😉

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s