Tijdens de Gentse Feesten volgen de climax op de schaamte. De subjectieve draaikolk speelt met je tijdsbesef tot je oren ervan suizen. Zelfs de meest superieure kunstenaar had deze waanzin niet kunnen bedenken.
[Dit verslag is eerst verschenen op de website van De Morgen.]

Net zomin als de nacht raad brengt, brengt hij verfrissing. De feestvierders die om halfvijf ’s ochtends naar huis keren, hebben het te warm om veel kabaal te maken. Puffend kruisen ze mijn pad. De grootste overlast komt van een fietser met de hik. De hele buurt schiet wakker van zijn beatboxende middenrif.
Gemoedelijkheid regeert en zo zie ik mijn stad graag. Een flik geeft een jonge gast zowaar een vuurtje en geen GAS-boete. Straks worden het nog maten en trekken ze samen naar de Vlasmarkt, hand in hand, huppelend als vrolijke meisjes.
In de zakken van mijn jas graai ik naar een muntstuk van 2 euro. Daar mag ik straks graag een Ricard mee kopen, heilzaam voor de nuchtere maag. Toch wel zalig, als je er even over nadenkt, dat je die metalen rommel kunt omruilen voor inspirerende, prettige producten als bier en pastis. Je voelt je haast beschaamd dat je de horeca opzadelt met al dat dwaze geld.

“Schaamte is het diepste gevoel”, vertrouwt de Witte me even later toe, verlegen sprekend vanuit zijn anonimiteit. “Daarom ben ik zo blij met het bestaan van de censuurbril. Zo’n bril heb ik echt nodig”, wijst hij op de zwarte balk die je als zonnebril op je neus kunt plaatsen en waarmee ik de privacy bescherm van bedeesde Feestengangers.
“Ik denk toch dat afgunst het diepste gevoel is. En geilheid”, repliceert Tom, een fotograaf met twee ogen, zie ze spieden.
“Schaamte gaat toch nog dieper dan jaloezie”, weerlegt De Witte. “Schaamte komt uit jezelf. Zo ben ik bijvoorbeeld beschaamd om toe te geven dat ik eigenlijk apotheker ben. Het is een oergevoel dat zeer diep zit. Enkel psychopaten zonder empathie hebben er geen last van.”
Alweer op de Vlasmarkt aanwezig is Joram, die het feestgedruis glimlachend aanschouwt. “Ik heb de Feesten meer gemist dan ik had gedacht”, geeft hij toe. “Ik heb enkele jaren in Brussel gewoond en toen kwam ik ook wel naar de Gentse Feesten, maar slechts voor één dag. Dan móét je je per se amuseren en ben je om vier uur ’s nachts kapot. Eigenlijk kom je pas na een paar dagen in de juiste sfeer.”

Is het daarom dat het mij opvalt dat er pas tijdens deze vierde nacht zo uitbundig gedanst wordt? Of ligt dat aan de dj?
“Weet je wat zo vervelend is aan de Gentse Feesten en de Vlasmarkt?”, vraagt Joram. “Elke keer komt de climax opnieuw. Je denkt: oef, we zijn er vanaf, tijd om naar huis te gaan, en dan komt er wéér een climax langs. En zo blijf je hier maar staan.”
“Geschiedvervalsing. Wat jij doet, is geschiedvervalsing”, fluistert ene Rick me plots in het oor.
“Hoe bedoel je?”
“Grapje. Maar toch: wat jij beschrijft, zijn niet de echte Gentse Feesten. Je verslagen zijn zeer subjectief.”
“Op een plaats als deze lijkt mij dat de enige mogelijkheid. Ga je gang, en veel geluk, als je dit gebeuren in objectieve cijfers wilt gieten”, wijs ik op het amalgaam van rondzwaaiende ledematen, dronkemansgereutel en bloeddoorlopen ogen om ons heen.

Rick bedankt voor de eer en hupsakee, zonder boe of ba duikt hij weer in de massa die in het prille daglicht nog volop kolkt. Niet veel later houdt de muziek op en begint het plein onherroepelijk leeg te lopen. Het punt van verzadiging is bereikt, al zijn er altijd diehards die geen afscheid kunnen nemen.
Maxim is er één van. “Dus als jij hier om vijf uur arriveert, ben je eigenlijk nog straalnuchter?”, vraagt hij me met een licht beschuldigende blik. “Euh. Straalnuchter? Bestaat dat woord eigenlijk wel?”
“Mogelijk. Bloednuchter ben ik niet, maar straalbezopen evenmin wanneer ik hier arriveer.”
Voor we de taalkundige kwestie kunnen uitklaren – Maxim en ik hebben beiden als eindredacteur gewerkt, elk moment is ons geschikt voor semantische kwesties – mengt de schuimbekkende Alderiek zich in ons gesprek. Ik ken deze boze vijftiger niet en hij mij evenmin, maar dat verhindert hem niet om een hele redevoering af te steken.

“Ik ben superieur en gij niet! Gij probeert. Probéért”, raast Alderiek tegen me. “Ik weet meer van mensen. Ik heb een doorzicht in mensen dat jullie niet hebben. Jullie zijn oppervlakkig. Jullie zijn geen kunstenaar. Ik wel. Ik ben een pure kunstenaar!”
Maxim pikt dat zomaar niet. “Oké, geef daar eens één degelijke reden voor”, daagt hij de superieure kunstenaar uit.
“Omdat ik slimmer ben en gij te zwak!”
Maxim is een onverbiddelijk kereltje en houdt vol: “Waarom?”
“Omdat ik slimmer ben.”
“Bullshit.”

“Het gaat om het zoeken! Al het andere stelt niets voor. Gij zijt een buitenstaander van het creatieve proces dat aan de gang is. Daar kunt gij niet naar kijken. Het creatieve proces, dat is ongelooflijk! De schepping! Dat is de kunstenaar eigen. Wij zijn superieur. Elke creatie gaat uit van superioriteit. Dat heb je in je. Hoe komt het dat mensen creëren? Mensen zullen altijd creëren! Punt aan de lijn.”
Stilaan is Alderiek uitgeraasd. Zijn zinnen worden gesmoord in plots gegrinnik. “Creatie zit in onze genen. Begrijp je?”, lacht hij. “Creatie! Ja, dáárom!”
Alderiek zweeft weg, terwijl de mensen van het Sfeerbeheer vrolijke huppelpasjes maken over het smerige plein. Het was weer een rustige nacht, op een paar boelzoekers uit Sint-Niklaas na. “Maar zij werden uiteindelijk verwijderd”, zegt sfeerbeheerder Clay.
Een halfuur later verwijder ik mezelf van de Vlasmarkt. Bij het verlaten van de openluchtdiscotheek zie ik Alderiek zitten op een trottoir, eenzaam in de zon. Ik ga even bij hem langs, geef hem een hand en groet hem ten afscheid.
“Amaai, gij kent nog mijn naam!”, glimlacht hij blij. En zo leert ook een superieure kunstenaar zijn plaats kennen in dit geheel van subjectieve geschiedvervalsing.
Wedstrijd! Kenji Minogue geeft op zaterdag 27 juli vijf exclusieve censuurbrillen weg. Mail daarvoor een foto waarvoor je je vreselijk schaamt en waarop je liever onherkenbaar had gestaan naar kenjiminogue@gmail.com.