Esthetische ervaring


Al wat de zomer nu nog brengt, krijgen we voor niets. Na de Gentse Feesten leven we op geleende tijd. De hoofdpersonages mogen herbronnen terwijl de omgeploegde Vlasmarkt aan zijn winterslaap begint.

Ook de sterren tekenen eindelijk present op de laatste nacht van de Gentse Feesten. De Ochtendster neemt zelfs de zon op sleeptouw.

Voor de elfde keer wandel ik richting Vlasmarkt. Het laatste lood in mijn schoenen is opvallend licht van tred. De Vlasmarkt roept luider dan anders, want afscheidsfeestjes zijn de mooiste. Wanneer het laatste feestvreugde uitgestorven is, wachten ongetwijfeld angst en pijn, maar die emotionele kater is een zorg voor later.

Heel wat feestvierders wachten niet op de laatste zonsopkomst en kuisen nu al hun schop af. “Hé, wacht op mij!”, roept een zatte aap naar zijn vrienden, die minder last hebben van een waggelende gang.

“Stapt gewoon mee!”, schreeuwt een meisje terug naar hem. Ze is moe en heeft geen zin meer in zijn dronken gewortel.

“Hey, ik ben wel goed bezig!”, gilt hij verontwaardigd. Waarop hij even zwijgt en met luide stem een andere boodschap de wereld instuurt: “Ik heb honger! Ik heb honger! Ik heb honger!” Sommige mensen doen echt geen moeite om te verborgen dat zij hopeloze aanstellers zijn.

De broers Kobe en Klaas weten dat zij dankzij hun genetische materiaal de heetste kerels van de Vlasmarkt zijn. ‘Ondanks het vele vrouwelijke schoon kunnen wij onszelf niet bedwingen elkaar een broederlijke tong te draaien.’

Op de Vlasmarkt staat mijn trouwe hoofdpersonage Vos een sms te tikken. “In volzinnen!”, benadrukt hij. “Mijn moeder is beter in turbotaal dan ik. Ze is zestig jaar oud en stuurt me mails waar ik niets van versta.”

Er staat veel volk op het plein. Veel bekende gezichten en vriendelijke onbekenden, dat wel, maar ook goedgezinde Feestenganger kunnen al eens lelijk in de weg staan, vooral als je een pintje wilt halen wegens een dorstig gevoel. “Het peloton is nog veel te groot”, vindt ook Vos. “Ze denken allemaal dat het hier al de Champs Elysées is, maar we zitten nog maar aan de Alpe d’Huez.”

Ik begin me ernstig vragen te stellen over zijn functioneren als hoofdpersonage als ook hij al met wielerterminologie komt aanzetten. Dat neigt naar volksmennerij. Vos drukt me echter op het hart dat hij niet van plan is om de populistische toer op te gaan. “Weet ge wat het probleem is met de volksmond? Dat hij stinkt uit zijn bek”, stelt hij.

Met of zonder worst in je mond, zolang je vreugde uitstraalt, ben je welkom op de Vlasmarkt.

Inderdaad, en daarom is het tijdje voor een streepje poëzie. “Gij moet een gedichtje schrijven over dat vliegtuig”, wijst Alice naar een zilveren stip aan de steeds blauwere hemel.

“Waarom?”, vraag ik. “Ik houd niet van poëzie.”

“Omdat niemand anders het ziet. Gij kunt iets schrijven over de mensen die erin zitten.”

“Neen, want ik ken die mensen niet.”

“Oké, dan kunt ge daar geen poëzie over schrijven.”

“Momenteel ken ik alleen de mensen die hier op de Vlasmarkt staan.”

Na tien dagen Gentse Feesten is Vos nog niets van zijn hoffelijkheid verloren. Breed grijnzend heet hij feestvierders welkom op de Vlasmarkt.

“De Vlasmarkt is niets”, stelt Alice. “Het is gewoon een plaats. Er zijn pintjes en mottige Irish coffees. Iedereen drinkt dat omdat ze denken dat dat traditie is, maar die Irish coffees zijn hier gewoon en dáárom drinken mensen er zoveel.”

“Ik heb een probleem met mijn causaliteit”, deelt Femke mede. “Ik weet wat eraan zal voorafgaan.”

Mijn goede maat en collega Wouter trekt één groot oog naar Femke en een ander groot oog naar een oudere dame die afkeurend passeert. “Ja, zeg, oud wijf”, foetert hij. “Wij zijn jong, wij leven nog. Gij niet.”

Een iets te enthousiaste feestvierder heeft zijn boule de Berlin op ongepaste wijze proberen te negotiëren. Nu maar hopen dat mooie maagden hem komen schoonlikken.

Toch beginnen de jaren ook aan ons, dertigers, te knagen. “Ik laat de Vlasmarkt over aan de jongeren”, verklaart Karel plechtig. “De oude goden deemsteren weg en breken de toekomst open voor de jongere goden.”

“Op de laatste avond laat iedereen zich gaan. Op niemand zit er nog een rem”, constateert Jan, die daarbij de al te gehaaide cultuurondernemer Bram even uit het oog verliest. “Dit is een schilderij van Jeroen Bosch. Je kunt ernaar blijven kijken. Het is een esthetische ervaring, alsof je rondloopt in een levend openluchtmuseum vol personages. Er heerst een samenhorigheidsgevoel en tegelijk is er potentiële agressie, maar toch loopt het hier niet uit de hand. Deze massa is het laatste wat er overblijft van de Gentse Feesten, deze ochtend is de schoonste avond van het jaar.”

Vos pinkt zowaar een traantje weg, ikzelf ga pissen, want anders verzuip ik mijn blaas en die moet nog een heel leven mee. Terwijl ik de lul sta uit te hangen, zie ik hoe een man zich meermaals in het gezicht slaat. Hij stapt weg, een vrouwmens huilend achterlatend op een smerige dorpel. Tien meter verder draait hij zich om. “Alstublieft, voor de allerlaatste keer, kom mee.”

Wanneer de alcohol ons ontdoet van de vertrouwde omgangsvormen, is het bijzonder lastig met elkander communiceren. Op de Vlasmarkt speelt ‘Total Eclipse of the Heart’ van Bonnie Tyler. Wat een wreed feest.

Gent Jazz-programmator Vos is in een vrijgevige bui wanneer hij Boomtown-organisator Maarten tegenkomt. ‘Hier zie, 20 euro subsidie voor je festivalletje.’

“Ik ben weg”, zegt David plotsklaps. “Ik moet mijn gras afrijden.” Sinds hij in het landelijke Vinderhoute woont, heeft David heel andere plichten dan die van hoofdpersonage spelen op dit plein.

We wuiven David uit en drinken zelf nog een pintje. “Nog nooit heb ik zoveel zattigheid bij elkaar gezien”, grijnst Vos. “Iedereen is kapot. Straks slapen ze een hele dag en daarna volgt weer de rest van de werkweek.”

Ook hijzelf staat op het punt om de Feesten achter zich te laten. “Ik denk dat ik ga stoppen als hoofdpersonage”, zegt hij boudweg. “Het is afgelopen, ik doe niet meer mee. Ik neem nu afscheid en geef de fakkel door. Volgend jaar kom ik nog weleens terug in een leuke cameo.”

“Ik denk dat ik u dan maar beter volledig dump als personage”, antwoord ik koeltjes.

‘Kom, paps, naar huis, ik heb genoeg gezopen’, beveelt een jong ventje zijn vader. Ook voor jonge ventjes zijn de Feesten een ware beproeving.

Bram mengt zich in het gesprek. “Als gehaaide manager neem ik Vos over”, kondigt hij aan. “Voortaan bezit ik de copyrights op al zijn uitspraken. Noem me gerust de Wouter Vandenhaute van de Vlasmarkt.”

Verdraaid, ik moet dus op zoek naar een nieuw hoofdpersonage dat nog niet onder de vleugels van Bostyns mediaconglomeraat zit. Wanneer ik na vele afscheidsgebaren en -kussen de Vlasmarkt verlaat, staat een zatte Hollander wel druk te solliciteren om een rolletje. Hij brult een hele monoloog bij elkaar over van alles en nog wat. Eén flik raakt zijn getier zo beu dat hij op de Nederlandse man afstapt en hem toesnauwt: “En nu stoppen of ik steek u binnen!”

Met weidse gebaren verwijdert de Hollander zich van het plein, maar zijn volle hart blijft maar overlopen via zijn mond: “Eén dag! Eén dag! Mijn oma is dood, ze had 102 kunnen worden!”, tiert hij. “Eén dag! Wist je dat er witte haaien zitten in de Noordzee?! Eén dag! Er zitten fucking witte haaien in de Noordzee! Eén dag!”

In het belang van de esthetische ervaring van mijn lezers zal ik Vos toch nog eens vragen of hij zich werkelijk geen comeback kan inbeelden. Al was het maar voor één dag.

Deze slideshow vereist JavaScript.

One comment

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s